8
De vergadering resumeert het op 3 april ingediende rekest van kapitein
Jan Jansz. Kerchoff en de
weduwe van Claes Jorisz.
Bontenburch, waarin zij verzochten om de
betaling
van de proviand van verschillende Engelse slaven. Dezen
hadden zij op bevel van admiraal
Reael in
Salé en
Anfa
[Casablanca] aan boord
genomen
en naar
Wight in
Engeland
gebracht.
Het rekest en de bijbehorende stukken worden naar de
Admiraliteit te Rotterdam
gestuurd, met de aanschrijving de supplianten 1.060 gld. 2 st. 8 p. uit te betalen. Ambassadeur
Joachimi wordt schriftelijk aangemaand om bij de
koning van Groot-Brittannië of
elders
het nodige te doen
voor de terugbetaling van
dit
bedrag en andere uitgaven van de Colleges ter Admiraliteit in
soortgelijke zaken.