23
Jacob van Nispen,
Johan van der Wel,
Jan Claesz.
Engelen en
Adriaen Claesz.
Muijt compareren en delen
HHM
mee dat zich onder andere geƫvalueerde rijksdaalders nagemaakte
rijksdaalders bevinden. Deze lijken van de Munt van
Frankfurt am Main te zijn uit 1622, maar ze zijn
iets lichter en
veel
minder waard. Ten tweede melden zij dat er door de Munt
van
West-Friesland
schellingen worden geslagen en dat de muntmeester van deze Munt
daar nog altijd mee doorgaat. Ten derde delen ze mee dat drie of
vier
maanden
geleden bij de Munt
van
Friesland enkele stuivers geslagen werden. De twee
laatstgenoemde punten zijn strijdig met
de ordonnantie van HHM.
Op het eerste punt besluit de vergadering een plakkaat te laten opstellen door de muntmeesters tegen deze rijksdaalders, zodat de bevolking gewaarschuwd wordt voor de circulatie van deze valse munten. Wat het tweede en het derde punt betreft, schrijven HHM aan de
Staten van Holland en West-Friesland
en aan de
Staten van Friesland
om de stempels van de genoemde munten te laten intrekken, indien dit nog niet gebeurd was. De muntmeesters wordt verboden nog dergelijke munten te slaan.