29
HHM lezen de remonstrantie van de gedeputeerden van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
. Zij verzoeken gemachtigd te worden om ter voorkoming van verdere schade en lekkage de wijnen uit het schip van
Henderick
Leendertsz. te mogen verkopen. Kapitein
Tyman
Tysz. van Monnickendam had schip en lading in beslag
genomen. Ten tweede wil de Admiraliteit
geëxcuseerd
blijven van de equipage van het schip
Eendracht om onder de vlag van
Cleuter naar
Tunis en
Algiers te gaan ter
bevrijding van de gevangenen van deze landen aldaar, vanwege de
hoge
kosten die daaraan verbonden zijn en het geldgebrek van het
College,
of
HHM moeten het College met een flinke som geld ondersteunen. Zo
niet,
dan
verzoekt de Admiraliteit te worden gelast voor die reis een schip
in
te
zetten dat onder haar bestuur staat en dat bestemd is voor de
bezetting
van de kust van
Vlaanderen of het kruisen op de
Noordzee. Ten derde
verzoekt het College bij voortgang van de revisie in de zaak van
het
schip van
Jeuriaen Jansz. en de
ingeladen
goederen die door kapitein
Jan
Gysen zijn
opgebracht,
het
geld die aan de genoemde kapitein met zijn matrozen zonder borg in
opdracht van HHM zijn toebedeeld als het rechtmatige buitgeld,
buiten beschouwing te laten. Overigens zag de Admiraliteit liever
dat
HHM deze zaak zouden afbreken.
HHM besluiten op het eerste punt om de raden in het College ten overstaan van de
eigenaar van de genoemde wijnen of zijn lasthebber de wijnen in het
openbaar te laten verkopen. Het geld dat die wijn opbrengt zou ter
hand
moeten worden gesteld aan de eigenaar of zijn gemachtigde. Voor de
restitutie daarvan zou afdoende waarborg moeten worden gesteld. Op
het
tweede punt verzoeken HHM het Admiraliteitscollege om ondanks de
moeilijke omstandigheden toch te pogen het genoemde schip voor de
voorgenomen reis uit te rusten. HHM kunnen onder geen beding
toestaan
daarvoor een schip te gebruiken dat dient ter bezetting van de kust
of
het kruisen op de Noordzee. Ook keuren HHM het niet goed dat het
schip
Eendracht wordt afgebroken en geschikt wordt gemaakt tot het
bevaren
van de Noordzee. Op het derde punt verklaren HHM dat de loop van
justitite niet kan worden beïnvloed en dat daarom de hele zaak op
zijn
beloop moet worden gelaten. Verder verklaren ze dat de raden in
het
genoemde College het bewijs leverden dat de navolgers van de
revisie
voor de tweede maal de tijd waarbinnen men moet appelleren hadden
laten
verlopen. HHM zijn daarom niet van plan de genoemde revisie opnieuw
van
kracht te doen worden.