16
HHM lezen het advies van de
RvS
d.d. 2 jan. over een brief geschreven te
Wezel door
Jan Clantier d.d. 15
dec. 1629,
betreffende de goederen die van
Keulen naar
Lünen worden
vervoerd
en
daarvandaan naar andere neutrale landen. De RvS is ervan op de
hoogte dat
HHM
aan de
Admiraliteit te Amsterdam
hebben
toegestaan te Lünen een kantoor van konvooien en licenten op
te
richten. De RvS is bekend dat tot nu toe wel konvooien en licenten
werden geheven van de goederen gaande van neutrale naar vijandelijke
landen, maar niet van die gaande van neutrale naar neutrale landen.
De
RvS ziet als enige reden waarom HHM daarop geen aanspraak hebben, dat
nooit eerder is getracht enkele officieren
van de Republiek in het gebied van de
keurvorst van
Brandenburg aan te stellen. Daarnaast mogen HHM (onder
correctie) uit kracht van de gemaakte alliantie zijn gezag en rechten
niet aantasten. De RvS ziet daarom niet op welke gronden een
konvooi- of licentmeester van dit land te Lünen zou kunnen
worden
aangesteld.
HHM besluiten - als
tegenmaatregel voor hetgeen de vijand eerder in de stad
Hamm heeft gedaan - dat het te Lünen opgerichte
kantoor moet blijven bestaan. De
konvooimeester aldaar zal door de Admiraliteit
te Amsterdam worden geïnstrueerd wat de
ontvangst
van konvooien en licenten van de passerende goederen betreft. Deze
wordt geheven
op
dezelfde grondslag als de vijand hanteert, om daarmee gelijke tred te
houden.