C.J.K. van Aalst (1866-1939) was één van de bekendste Nederlandse zakenmannen van de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij was (sinds 1913) president van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), een bedrijf dat zich bezig hield met de cultivatie van en de handel in Indische grondstoffen en goederen, deels namens de Nederlandse regering. In 1914 werd hij ook president van de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij (NOT), die de Nederlandse handel moest beschermen tegen de gevolgen van de economische strijd tussen de Geallieerden en de Centralen. Zijn dubbelfunctie als president van de NOT én van één van de grootste bedrijven van het land maakten hem, in de periode van de Eerste Wereldoorlog, één van de machtigste mannen van het land. De aantekeningen die hij in die periode maakte, zijn nu digitaal raadpleegbaar. De bijzondere relatie tussen Nederlandse overheid en de NHM maakte Van Aalst al voor de Eerste Wereldoorlog tot een vast aanspreekpunt voor de regering in zaken die de Nederlandse handel in het algemeen en de Indische in het bijzonder raakten. Zo dacht hij in 1913 mee over plannen om het Nederlandse vlootcontingent in Indië te vergroten, en bood hij aan een “collecte” onder het bedrijfsleven te houden om een deel van de kosten ervan te dragen. Naast zijn werk voor de NHM en de NOT vervulde Van Aalst vele commissariaten, vooral bij scheepvaartmaatschappijen en bedrijven op het terrein van de koloniale handel. Toen eind juli 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd Van Aalst betrokken bij pogingen om de meest onmiddellijke gevolgen daarvan voor het neutrale Nederland (het instorten van de beurzen en een daaraan gekoppelde kredietcrisis) te bezweren. Dit lukte hem in hechte samenwerking met minister van Landbouw, Nijverheid en Handel M.W.F. Treub. Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakte Van Aalst met regelmaat aantekeningen die het volledige spectrum bestreken van zijn zakelijke en politieke bemoeiingen. Als regeringsadviseur, NHM- en NOT-president had hij vaak contact met Nederlandse en buitenlandse gezagsdragers, en was hij bij vrijwel elke economische onderhandeling tussen Nederland en het oorlogvoerende buitenland betrokken. In zijn dagboeken neemt hij bepaald geen blad voor de mond. Juist daarom vormt dit een zeer waardevolle bron voor zowel de politieke als de economische geschiedenis van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. De collectie dagboeken bestaat uit zes doorgenummerde cahiers met aantekeningen. Zij bevinden zich thans in particulier bezit. De totale omvang is ruim 700 bladzijden. Het in de jaren ’20 of ’30 van de 20e eeuw uitgetypte transcript telt bijna 600 bladzijden. Dit transcript is nu digitaal raadpleegbaar. Het is niet gecontroleerd aan de hand van het originele dagboek. Evenmin zijn door Van Aalst gebruikte afkortingen opgelost of namen geïdentificeerd