Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
5 a. Associatie EEG-Oostenrijk (Brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mr. De Block, dd 21 september 1966, nr. 162585, met bijlagen)
Luns is van mening dat de coördinatie van associatiekwesties tot de taken van Buitenlandse Zaken behoren. Luns zegt hier echter geen overeenstemming te kunnen bereiken met Den Uyl. Den Uyl merkt op dat er versoepeling gewenst is in de onderhandelingen met Oostenrijk. Over het geschil met Buitenlandse Zaken zegt hij dat de kwestie voornamelijk betrekking heeft op internationale handelspolitiek. Daarnaast stelt Den Uyl dat hij volgens de richtlijnen handelt en dat hij bereid is om overleg te plegen met Luns.
Luns antwoordt dat overleg met Oostenrijk op initiatief van Economische Zaken via Buitenlandse Zaken gevoerd kan worden. Den Uyl is het hier niet mee eens omdat het verdrag dat Oostenrijk vraagt in eerste plaats een handelsverdrag is. Samkalden begrijpt niet waarom minister Den Uyl er bezwaar tegen heeft dat Buitenlandse Zaken de vergadering bijeenroept en voorzit. Den Uyl antwoordt hierop dat BuZa het technische werk van de BEB deels wil overnemen. Volgens Luns is hier geen sprake van. Den Uyl erkent de overkoepelende coördinatie bij Buitenlandse Zaken en er zal nog verder overleg plaatsvinden over het voorzitterschap van de komende vergadering.