Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01644
07-07-1960
Actoren
Nota
Samenvatting
Associatie van onafhankelijk wordende landen.
De van de EEG-landen afhankelijke gebieden genieten economische en financiële steun en een preferentiële handelspolitieke behandeling. Wat als zo'n land onafhankelijk wordt? Moet de begunstigde positie dan worden voortgezet?
BuZa meent dat de verhouding met de buitenlandse onderontwikkelden (Ghana etc.) de doorslag moet geven. Men stelt voor het initiatief te nemen om de komen tot een algemeen ontwikkelingsplan voor Afrika. Daaraan zouden alle westelijke ontwikkelde landen moeten mee doen en alle onderontwikkelde landen gelijkelijk van moeten profiteren. In dat geval zou de preferentiële positie van Togo tijdelijk kunnen worden voortgezet. In ieder geval moet Nederland zich wel met hand en tand moeten verzetten tegen voortzetting van de preferentiële positie van onafhankelijk wordende landen.
Schmelzer vreest echter dat de kans dat Frankrijk een algemeen ontwikkelingsplan zou steunen gering is. Nederland zou een veto ook niet kunnen volhouden. Nederland zou zich alleen maar belachelijk maken. Alternatief is mee te gaan met de stelling dat voortzetting van de preferentie automatisch uit het verdrag voortvloeit. Tegelijkertijd kan het algemene Afrika-plan worden gelanceerd.