Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01767
23-02-1959
Actoren
Notitie
Samenvatting
Enige problemen m.b.t. de voorlopige regeling tussen de EEG en de andere landen van de OEES.
Voor de tenuitvoerlegging van de voorlopige regeling moeten nog drie problemen worden opgelost. Voor twee kwesties dient een beslissing door de Benelux te worden genomen, nl de vraag 1) in hoeverre de 10% tariefverlaging ook op de goederen van de G-lijst betrekking moet hebben en 2) of onder de 10% ook de geliberaliseerde landbouwproducten zullen vallen. De derde vraag is wat zal er precies op contingentengebied tussen de landen van de OEES gebeuren. Hierover bestaat in de OEES nog geen overeenstemming.
Ad 1) Nederland wil de 10%-verlaging beperken tot goederen waarvan het tarief boven het rekenkundig gemiddelde van de EEG-tarieven ligt. Belgiƫ wil een ruimere verlaging, nl ook voor auto-onderdelen.
Ad 2) De vraag is of Nederland hierover een spoedige beslissing kan bevorderen.
Ad 3) Hierover zijn de OEES-landen het nog niet eens. De vraag is in hoeverre zwakke en nulcontingenten bij de verruiming betrokken zullen worden. Een vraag is of Nederland, net als Frankrijk, zelf of met de Benelux-parterners bilaterale onderhandelingen moet gaan voeren.