Codicologische beschrijving

 
English | Nederlands

AGH 2180 – Groot register Henegouwen – HE-G

EL 38 – LRK 36 – Van Riemsdijk 21 – Kruisheer p. 101

Perkament, van redelijke kwaliteit, ca. 37 x ca. 28 cm.

36 bladen, gefolieerd I-XV (contemporaine hand; het laatste blad is ongefolieerd); in het begin tevens een arabische foliëring 2-6 (eveneens een contemporaine hand). Onbeschreven zijn f. 15v onder en f. 16r-16v.

In het register zijn de teksten door een moderne hand genummerd 1-62.

Katernopbouw: [i] + [ii] + I(1-8) + II(9-16) + [iii] + [iv].

Folia [i]-[ii] en [iii]-[iv] zijn de papieren schutbladen.

De band en de schutbladen [i]-[ii] en [iii]-[iv] zijn niet-contemporain. Rechtsboven op de band de aantekening Ch. B. (19e eeuw, evenals de notities op de rug en op f. [i]r); op de (ernstig versleten) rug: 1316 / tot / 1337 / EL 38 (het laatste cijfer onduidelijk, vanwege vervaging van de inkt en slijtage van de rug) / Cas C. Op f. [i]r het opschrift: EL 38. Cas: C. / in Henegouwe. / Inventaris van Cornelis Oem: Folio 11. Op f. [16]v schreef een hand van rond 1900 een notitie over de samenhang met AGH 2181, waarbij de schrijver evenwel abusievelijk lijkt te verwijzen naar AGH 256, het kleine register Kennemerland.

Liniëring:

f. 1r-16v: doorgetrokken schrijflijnen, en de marges afgelijnd met doorgetrokken dubbele lijnen (patroon D), in krijt, op enkele bladzijden zeer vaag. Prikkings ten behoeve van de schrijflijnen zijn aangebracht in de buitenrand van het blad, die voor de margelijnen vlak boven en onder het tekstblok.

Inhoud:

katern folia inhoud hand(en) tijd van ontstaan
I-II f. 1r-12r 1316 sept.-1322 apr. 3S na 1330 apr. 8, wrs. vóór 1332 juli 21
  nrs. 1-38 (met retroacta, en jongere invoegsels) naar verloren register [A]
         
II f. 12v-15v 1324 apr.-1333 apr. 3T wrs. 1336 mrt.-ca. 1345 jan.
  nrs. 39-62     naar AGH 2181

Het register opent met een notitie over de aanleg van het verloren primaire register [A], welke aantekening wel uit dat register zal zijn overgenomen (zie nr. HE 1). Hier lezen we dat men in december 1316 begon met het registreren van de navolgende oorkonden, die waren bezegeld door heer Gilles de Rosin, heer van Le Fosse. Van Riemsdijk, Tresorie, p. 598, merkt in verband hiermee op dat van elders bekend is dat heer Gilles op 22 december in Holland was, en dat dit register [A], niettegenstaande zijn Henegouwse inhoud, blijkbaar in Holland is aangelegd. De eerste serie ingeschreven teksten wordt gevormd door nrs. HE 1-12, oorkonden uitgevaardigd door graaf Willem III tussen augustus en 2 december 1316. Vervolgens loopt [A] door tot april 1322 (nrs. HE 13-39), waarbij de registratie evenwel nogal fragmentarisch en ongeregeld is, met een aantal inbreuken op de chronologische volgorde, waaruit blijkt dat een aantal oorkonden pas op latere tijdstippen werden ingeschreven. Ook vinden we twee teksten van na 1322, te weten nrs. HE 32 en 35, van resp. 17 mei 1327 en 8 april 1330; deze (korte) teksten waren in [A] blijkbaar naderhand toegevoegd, mogelijk in brede ondermarges. Het is niet duidelijk waarom ze niet zijn ingeschreven in het op die tijdstippen in gebruik zijnde primaire register HE-K.

Van Riemsdijk, t.a.p., noteert voorts terecht dat bij de in de ‘Henegouwse’ registers ingeschreven oorkonden de dienstaantekeningen ontbreken; wel wordt er bij een paar opgegeven wie bij de bezegeling ervan aanwezig zijn geweest. Opvallend vaak ook zijn de oorkonden gedateerd zonder vermelding van de plaats van uitvaardiging, terwijl uit het grafelijk itinerarium blijkt dat Willem III zich op meeste van de betreffende datums buiten Henegouwen, doorgaans in Holland en Zeeland, heeft opgehouden.

Het boek is qua schrift en lay-out wat netter dan andere duplicaat-delen, en in het door 3S geschreven eerste deel zijn de initialen veelvuldig gedecoreerd met fraai penwerk.