Deze reeks van elf delen is het
resultaat van langdurig onderzoek in archieven en bibliotheken in Rome,
het Vaticaan en soms elders in Italië. Kerndoel van dat
onderzoek is steeds gebleven de ontsluiting van bronnen voor de
Nederlandse kerkelijke geschiedenis sinds de Reformatie. De wijze
waarop de opdracht in de loop van de tijd is uitgevoerd en de vorm die
de onderzoeksresultaten hebben gekregen, lopen echter sterk uiteen. Aanvankelijk was een editie voorzien waarvoor de selectie breed was
opgezet en die zowel kerkelijke als staatkundige bronnen zou omvatten.
Alleen het eerste deel van de Romeinsche Bronnen (GS 52) heeft deze
uitgangspunten gevolgd. Het bestrijkt de jaren 1521-1592, de periode
van Reformatie en Opstand. Vanaf dit moment, toen het kerkelijk bestuur
van de katholieken in de Republiek in handen kwam van door Rome
benoemde apostolische vicarissen, beperkte de selectie voor de drie
daaropvolgende delen Romeinsche Bronnen (GS 77, GS 84, GS 97 ) zich tot
‘kerkelijk’ materiaal, wat overigens niet wil
zeggen dat de staatkunde in deze edities geen rol speelt. Zij
behandelen de ‘Hollandse Zending’ gedurende de
periode tot 1727, het jaar waarin een schisma de katholieke kerk in
Nederland in tweeën spleet, waarna het rechtstreekse bestuur
door de Romeinse curie werd overgenomen. Wijsgerige en theologische
geschilpunten rond het Jansenisme speelden daarbij een grote rol.
De periode van het bestuur door Romeinse
‘vice-superiores’ (tot 1853) wordt vrijwel volledig
gedekt door de 5 banden Romeinse Bescheiden (GS 103, GS 110, GS 153, GS 215, GS 216) die de jaren 1727-1831
bestrijken en waarin vanaf het midden van de 18e eeuw politieke
elementen steeds sterker naar voren komen door de houding die de
katholieken innamen tegenover het Patriottisme, tijdens de
Bataafs-Franse tijd en de periode van het Verenigd Koninkrijk met
België. Voor de jaren vanaf 1813 is gekozen voor een andere
opzet en vorm: de twee banden tot 1831 bestrijken ook het huidige
Belgische grondgebied en de selectieve bronnenpublicatie is veranderd
in een gedetailleerde analytische inventaris. Deze wordt voor de jaren
1828-1831 aangevuld door de editie (KS 53) van de boeiende correspondentie en
rapportage van Francesco Capaccini, de eerste pauselijke internuntius
in het Verenigd Koninkrijk.
Het analytische karakter geldt nog sterker voor de archiefgids in twee banden (GS 230, GS 231) met de titel Romeinse Documenten, die het Romeinse archiefmateriaal betreffende Nederland uit de jaren 1832-1914 ontsluit en de reeks afsluit. Voor deze periode bieden de stukken onder meer een belangwekkend extern, Vaticaans perspectief op het ontstaan van het ‘katholieke volksdeel’, de moeizame en geleidelijke integratie van de katholieken in de Nederlandse samenleving en het begin van de ‘verzuiling’. De wijze van bewerking sluit aan bij de twee voorafgaande banden uit de serie Romeinse Bescheiden. Op grond van de grotere mate van structuur in het archiefmateriaal is echter gekozen voor een beknopte vorm van ontsluiting. De stukken zijn van kerkelijke, politieke en culturele aard. Het eerste deel bevat een chronologische lijst van ruim 6.500 brieven en rapporten van pauselijke diplomaten en Nederlandse bisschoppen, met een aanduiding van de inhoud en verwijzing naar andere stukken. Het tweede deel heeft de vorm van een archiefgids met gedetailleerde beschrijvingen van het opgespoorde archiefmateriaal, korte beschrijvingen van curie-organen en biografieën van daarbij werkzame functionarissen. Daaraan toegevoegd zijn verschillende lijsten en overzichten, onder meer verwijzingen naar Nederlands archiefmateriaal. Er is een omvangrijke index op personen, zaken en plaatsen. In een aanvulling op deze banden, afkomstig uit nieuw beschikbaar gekomen archiefmateriaal worden archivalia ontsloten die doorlopen tot 1922.
De uitgegeven of ontsloten teksten zijn geschreven in het Latijn,
Italiaans, Frans en Nederlands. Alle banden en de digitale aanvulling zijn toegankelijk via gedetailleerde indices op personen en zaken en
bevatten allerhande aanvullende informatie.
Over de hele periode genomen bieden de ontsloten archivalia niet alleen
inzicht in kerkelijke toestanden en ontwikkelingen. Het materiaal bevat
evengoed vele gegevens van politiek-ideologische, sociale, economische
en cultuurhistorische aard, terwijl het daarnaast raakt aan
intellectuele en mentaliteitshistorische thema’s. Tenslotte
bevat het over de 19e en vroege 20e eeuw interessante gegevens over de
missie in de Nederlandse koloniën.