Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Sociƫteit 'Ten gemeenen nutte'

Gegegevens

Naam Sociƫteit 'Ten gemeenen nutte'
Plaats Rotterdam
Provincie Zuid-Holland
Aard onderling
Datum 1775-1883 (laatste vermelding)
Jaar van oprichting 1775
Laatste vermelding 1883
Bestaansduur > 50 jaar
Ziektekosten ja
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1830 1368
1835 1367
1840 1226
1850 895
1870 296
1880 160
Tekst

Sociëteit `Ten gemeenen nutte'. 1775-

Voorzieningen: geneeskundige hulp, apotheker, verloskundige hulp (ƒ2,50), begrafenisgeld (ƒ30 tegen contributie van 3½ cent, sinds eind van de jaren veertig).

Leden: het fonds gaf over het algemeen niet het exacte aantal leden op, maar de fournissementen, die volgens de directeur door 13 moesten worden gedeeld om het aantal deelnemers te verkrijgen.

1830 1368; 1835 1367; 1840 1217 hele, 9 halve leden; 1850 831 hele, 31 halve en 33 in het begrafenisfonds; 1870 231 en 7 halve, 58 in begrafenisfonds; 1880 149 en 11 in begrafenisfonds.

NB In de opgaven vanaf de jaren vijftig worden de deelnemers aan het begrafenisfonds afzonderlijk opgegeven. Na het midden van de jaren vijftig wordt er een onderscheid gemaakt naar verschillende klassen. De opgaven in fournissementen zijn omgerekend naar ledental.

Contributie: 1880 10, 9, 8½ en voor een begrafenis 3½ cent.

Bezit: 1832 ƒ15.500 werkelijke, ƒ17.000 uitgestelde schuld, terwijl er ƒ653 bij kas was; 1840 ƒ6000werkelijke en ƒ12.000 uitgestelde schuld, ƒ105 bij kas; na conversie in het begin van de jaren veertig bedroeg het bezit ƒ6800; in 1850 ƒ3000 op het Grootboek.

Directie: 1830 C. van Koetsveld, B. Ringlever; L. van Koetsveld boekhouder; 1835 P. Pruim; 1851/2 L. van Koetsveld en D. Tresfon; 1859 B. Ringlever; L. van Koetsveld en D. Tresfon; P. van Abcoude Jr. boekhouder.

Toelichting: De Enquête 1812 noemt de een `In' de ander `Ten' gemeenen nutte. Bij beide als oprichtingsdatum 15 mei 1775. `Ten’ had toen 1000, `In’ 1100 leden. Contributie van beide gelijk (11Fr55 en 2Fr10 entree). Beide medische zorg en medicijnen. `In’ verleende begrafenisgeld afhankelijk van de stand van de kas, normaal variërend van 65-110Fr. `Ten’ gaf 105-210 Fr.

Beide fondsen worden door S. genoemd. Op grond van de gegevens is geconcludeerd, dat het eerste fonds (13008) S. 242, 1 mei 1775-bestond nog 1895, het tweede S. 241, 7 april 1775-bestond nog 1883, is. Een van deze sociëteiten weigerde in 1828 opgaven te verstrekken.

Bronnen: Armverslag 1827; Bestond volgens S. nog in 1883. Verzekeringsbode (1885) bijlage 10 meldt er nog slechts één.