Handleiding
Zieken- en begrafenisfondsen, weduwefondsen en levensverzekeringen in Nederland 1827-1880
Toen dit onderzoek in 1987 werd opgestart werd het beeld over de hulpfondsen sterk bepaald door de fondsen die eind negentiende eeuw nog bestonden. Dit was onder meer te danken aan twee grote overzichten die de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen toen had opgesteld. Het was bekend dat het armverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gegevens over de zieken- en begrafenisfondsen bevatten en dat levensverzekeraars eerst goedkeuring moesten krijgen van de overheid. De archieven van de centrale overheid waren echter nog nooit systematisch onderzocht op bronnen over dit onderwerp.1
Tussen 1827 en 1880 publiceerde de overheid gegevens over de zieken- en begrafenisfondsen en tot 1850 ook over weduwe- en wezenfondsen in het jaarlijkse Armverslag onder het onderdeel Instellingen ter voorkoming van armoede. Het grootste deel van deze periode gold bovendien dat weduwe- en wezenfondsen en maatschappijen van levensverzekering alleen na verkregen goedkeuring van de overheid hun bedrijf mochten uitoefenen. In 1880 kwam hieraan een einde omdat de Hoge Raad deze regeling, die gebaseerd was op een Koninklijk Besluit (KB), in strijd achtte met de Grondwet. Een zo ver gaande inbreuk op de bedrijfsvrijheid moest volgens de Hoge Raad op een wet berusten.
De gegevens voor het Armverslag waren verre van volledig en ook het Staatstoezicht op de levensverzekeringen liet de nodige steken vallen, waardoor met name weduwefondsen aan hun aandacht ontsnapten. Uit latere bronnen is de lijst zoveel mogelijk aangevuld. Bovendien is er dankzij de gegroeide aandacht voor onderlinge fondsen, levensverzekeringen en stadsgeschiedenis de laatste drie decennia al veel meer kennis gekomen over vrijwillige sociale zorg. Voor deze database zijn het armverslag en de aanvragen voor erkenning als levensverzekeringsmaatschappij systematisch doorgenomen en deze gegevens zijn aangevuld met andere bronnen. Bovendien is onderzocht tot wanneer de organisaties zijn blijven voortbestaan. Een aantal organisaties werd door andere maatschappijen opgeslokt. In de database komen daarom ook organisaties voor die pas na 1880 werden opgericht.
1. Met uitzondering van I. H. Stamhuis, ‘Cijfers en Aequaties’ en `Kennis en staatskrachten’ (Amsterdam 1989) die gebruik heeft gemaakt van het archiefmateriaal over de levensverzekering in het archief van de afdeling Nationale Nijverheid en van het ministerie van Financiën.