Verzekeringsfondsen

`Tot onderlinge hulp'. 1769-±1890.

Oprichtingsdatum steeds op de jaarrekening vermeld. Enquête 1812, 9 april 1769.

Opheffing: het fonds komt niet meer voor in de laat negentiende-eeuwse enquêtes, nog wel in de inventarisatie in de Verzekeringsbode 1885. Gegeven de terugloop van het ledental is het fonds waarschijnlijk in de tweede helft van de jaren tachtig uitgestorven. Het kwam nog wel voor in het adresboek over 1889.

Voorziening: 1812 arts en medicijnen; begrafenisgeld afhankelijk van duur lidmaatschap 105-231Fr; 1827 begrafenisgeld ƒ30-100; arts; medicijnen; later werd ook ziekengeld geboekt, maar gegeven het lage bedrag en de ervaring met andere fondsen ging het ook hier om boeking van kraamgeld, waarvoor in de tabellen geen rubriek was ingeruimd.

Contributie: 1812 13Fr65 en 1Fr26 entree.

Leden: 1812 1050; 1827 750; 1830 680 hele en 30 halve;1835 630; 1839 530 hele en 23 halve; 1845 428 hele en 21 halve; 1850 381 hele en 20 halve; 1855 350 hele en 16 halve; 1861 260 hele en 14 halve; 1865 210 hele en 5 halve; 1870 163 hele leden en 7 halve; 1880 111.

Bezit: 1830 ƒ8000 werkelijke schuld, 3800 op Grootboek, ƒ7600 uitgestelde schuld en ƒ1675 bij kas; 1837 1 certificaat werkelijke schuld minder; 1847 ƒ8000 werkelijke schuld; ƒ4300 op Grootboek en nog ƒ300 nationale schuld à 3%; 1855 kapitaal ƒ10.300 en ƒ452 bij kas.

Directie: 1830 Wijnand Berck; Teunis Verdoorn; Js. Akkersdijk. 1837/8 J.J. Wijnveldt ipv Verdoorn; 1839 na dood Wijnand Berck volgt H. Berck op; 1847 J.H. Torley Duwel ipv Wijnveldt; 1861 Na overlijden H. Berck volgt A.H. Verhoeff op. Akkersdijk nog steeds directeur, T.J. van Geldermalsen 3e directeur.

Bronnen: Armverslag 1827; S. 231a, 1769- ; Verzekeringsbode 1885, bijlage 10; Enquête 1812.