© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Elizabeth Kooman, Boer, Johanna Maria, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/BoerJo [09/01/2018]
BOER, Johanna Maria (geb. Soerabaja, Nederlands-Indië 4-12-1907 – gest. Capelle aan den IJssel 15-4-1993), romanschrijfster en beeldend kunstenares. Dochter van Isaäc Boer (1879-1927), koopman in koffie, en Aletta Johanna Scheltema (1885-na 1950). Jo Boer had vanaf 1933 een relatie met Johanna Geertruida Marianna Roelofswaert (1905-?), tolk.
Kort nadat Johanna (Jo) Boer in Soerabaja was geboren als dochter van Aletta Johanna Scheltema en Isaäc Boer, verliet de vader het jonge gezin voor een andere vrouw. Zo groeide ze op als enig kind in een gebroken gezin. Met haar vader, die in 1911 een zoon (Jack) kreeg, had ze weinig contact. In 1909 vertrokken moeder en kind naar Den Haag, waar ze met Jo’s grootouders aan de Prins Mauritslaan (nr. 66) gingen wonen. Jo had een slechte relatie met haar moeder, die zij ‘Madame-mère’ moest noemen. Als jong meisje kreeg ze teken- en schilderles van Chris Lebeau en Jan Toorop. Na het doorlopen van de Haagse Goudswaertschool zat ze op de meisjes-hbs aan de Beeklaan, maar wegens spijbelen werd ze van school gestuurd. Daarna ging ze naar de kweekschool, waar ze om onbekende redenen opnieuw werd geschorst.
Parijs en Algerije
Na drie keer tevergeefs van huis te zijn weggelopen, nam Jan Toorop haar onder zijn hoede. Eind 1926 verhuisde Jo Boer naar Amsterdam. Ze trok in bij Charley Toorop aan de Leidsegracht (nr. 48), die haar ook schilderles gaf. Zo verkeerde ze in kunstenaarskringen. Met de kunstenaar John Raedecker en zijn vrouw ging ze in 1929 naar Parijs, waar ze in december 1930 een baan kreeg als decoratrice bij de Koloniale Wereldtentoonstelling. Ze maakte onder andere muurschilderingen in het Nederlands Paviljoen en kwam er in contact met Piet Mondriaan, Ossip Zadkine en Kees van Dongen. In Parijs had Boer zich overwerkt en toen zij vanaf 1932 anderhalf jaar in Santa Margherita (Italië) woonde, lag zij veel op bed. Om de tijd te verdrijven ging ze schrijven. Zo ontstonden de romans De erfgenaam, over een echtpaar dat door een erfenis aan de Rivièra kan gaan wonen, en Catherina en de magnolia’s, een verhaal dat in Italië speelt. Beide boeken zouden pas veel later worden gepubliceerd.
Tijdens een verblijf in Nederland ontmoette Jo Boer in 1933 Johanna (‘Joffer’) Roelofswaert (1905-?) bij de productie Rubber, een film van Gerard Rutten waarvoor Jo decors schilderde. De twee waren vanaf die tijd onafscheidelijk. In 1935 exposeerde Boer werk in d’Audretsch (Den Haag) en in kunsthandel Santee Landweer (Amsterdam). Met Roelofswaert ging ze in 1937 samenwonen in Den Haag en een jaar later in Voorburg. Tijdens een langdurig verblijf in het woestijndorp Bou Saâda (Algerije) herschreef Boer De erfgenaam. Ook werkte ze er aan novellen en aan De melancholie der verzonken jaren. Zij debuteerde pas in november 1938 met Catherina en de magnolia’s, dat ze uit geldnood publiceerde. In 1939 volgde Wereldtentoonstelling, een roman waarvoor het dagboek uit haar Parijse periode de basis vormde. Hierna bleef het even stil rond Jo Boer omdat bij het bombardement op Rotterdam drie manuscripten verloren gingen, evenals schilderijen die zij daar opgeslagen had.
In 1942 verhuisde Jo Boer met Roelofswaert naar Algiers. Ze werkte er bij de Royal Navy als tolk, en vanaf 1944 als secretaresse bij de Nederlandse Ambassade in Parijs, een baan die zij via bemiddeling van haar buurman Charles de Gaulle bemachtigde. Roelofswaert werkte er als tolk. De twee kwamen te wonen aan Rue François Premier 3 en verzorgden tussen 1945 en 1946 Nederlandse uitzendingen voor de Radio Diffusion Française. Samen met de vertaler Dolf Verspoor richtte Boer in 1946 het ‘Comité Erasme’ op, dat de bevordering van culturele contacten tussen Frankrijk en Nederland beoogde. Bij haar uitgever Stols verscheen sindsdien het maandblad Erasme, waarin Boer artikelen publiceerde. Ook schreef ze tussen 1946 en 1952 korte verhalen, feuilletons en artikelen voor onder meer De Baanbreker, Elsevier’s Weekblad, Vrij Nederland en De Nieuwe Courant. Naast eigen romans, zoals De erfgenaam (1947) en Melancholie der verzonken jaren (1948), publiceerde ze in deze periode vertalingen uit het Frans en Engels. Een ervan was De eerste Lady Chatterley van D.H. Lawrence (1948). Vanaf 1948 woonden Boer en Roelofswaert in buitenhuis ‘La Pommeraie’ in La Route.
In 1949 verscheen Jo Boers Kruis of munt. De thematiek van deze sterk autobiografische roman domineerde ook de rest van haar oeuvre: de strijd tussen moeder en dochter en de doorwerking van voorgaande generaties, hoezeer de personages daaraan ook proberen te ontkomen. Schilderen deed Boer ook nog steeds, en in 1950 werkte ze aan een groot gobelinwerk, Het laatste avondmaal, dat zij zelf als haar levenswerk beschouwde.
‘Vaarwel vaderland’
In 1951 ontving Jo Boer van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een reisbeurs voor letterkundigen vanwege haar novelle Het legaat (1949), die zij inzond onder het motto ‘Vaarwel mijn dierbaar vaderland’. Het motto sloeg op haar eigen leven, want daarna vertrok ze met Roelofswaert naar Marokko en liet ze in Nederland lange tijd niets meer van zich horen. Er zijn verschillende verklaringen voor haar stilzwijgen. Zelf noemde Boer als reden dat haar moeder een proces tegen haar had aangespannen – onbekend is waarover. Ook had ze ruzie met uitgever Stols, die haar niet kon betalen en haar daarover aan het lijntje had gehouden. Verder speelde er een plagiaatkwestie rond het feuilleton De moord in park Zorgvliet, dat tussen december 1950 en april 1951 in De Nieuwe Courant / Het Vaderland verscheen en waarvan Boer pas bij de laatste aflevering meldde dat het een bewerking was Lesly Fords The Town Cried Murder.
Pas in 1986 keerde Jo Boer met Johanna Roelofswaert terug in Nederland. Samen betrokken zij een woning in Wassenaar. Na een interview met Corine Spoor in De Tijd (december 1987) zocht halfbroer Jack Boer, oud KNIL-officier, contact met haar. Omdat ze aan suikerziekte leed en een kapotte hartklep had, zag hij het als zijn taak haar te redden. 'Joffer' kwam in een inrichting terecht, voor Jo vond hij een flat boven die van hem en zijn vrouw, in Capelle aan den IJssel. Op 14 april 1993 overleed Jo Boer in Rotterdam. Ze werd op 20 april begraven op de gemeentelijke begraafplaats aan de Kerkhoflaan te Den Haag.
Ontvangst
Over Jo Boer als persoon ontstond al tijdens haar leven de nodige mythevorming. Zo zou zij bijvoorbeeld de vaat hebben laten uitdruipen tussen de pianosnaren. Naar aanleiding van haar kunstexposities in 1935 werd zij ‘een hoogst opmerkelijk talent’ genoemd (gecit. bij Breedt Bruyn, 39). Toch verwierf ze vooral bekendheid als schrijfster. Zelf zag ze schrijven als een vak, schilderen als een gave. Haar debuut Catherina en de magnolia’s werd goed verkocht en door critici als Ter Braak en Bordewijk enthousiast ontvangen. Minder gunstig waren de kritieken op Wereldtentoonstelling. Voor het toen nog ongepubliceerde Kruis of munt ontving Boer in 1948 de voor het eerst uitgereikte Vijverbergprijs (tegenwoordig F. Bordewijkprijs) van de Jan Campertstichting. De jury bestond uit F. Bordewijk, M. Nijhoff en J. Hulsker. In zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde plaatst Knuvelder het werk van Boer in het rijtje van Van het Reve, Hermans en Blaman vanwege de melancholie en troosteloosheid die het oeuvre domineren. Ton Anbeek wijst in zijn Na de oorlog op de naturalistische trekken van haar werk. Tegenwoordig is ook de schrijfster Jo Boer vrijwel vergeten, al meldt Kees van Kooten in Annie (2000) dat zijn moeder haar leven lang enthousiast sprak over de schrijfster Jo Boer en Kruis of munt wel vijfmaal had gelezen. Elly Kamp werkt aan een biografie van Jo Boer.
Naslagwerken
Jacobs; Scheen.
Archivalia
Letterkundig Museum, Den Haag: brieven van en naar uitgevers en collega-schrijvers; manuscripten; niet nader gecatalogiseerde archivalia.
Publicaties/werken
Anders dan in tekst genoemde:
- Imaginair gesprek (Den Haag 1946) [bibliofiele uitgave].
- De vertroosting van het troosteloze (Den Haag 1947).
- Beeld en spiegelbeeld (Amsterdam 1948).
- Een zachtmoedige (Den Haag 1949).
- Het legaat en andere verhalen (Amsterdam 1991).
Literatuur
- G.H. ’s-Gravesande, ‘Al pratende met… Jo Boer’, Het boek van nu 2 (1949) nr. 6, 102-103.
- De Telegraaf, 18-3-1950 [interview].
- ‘Leren lezen en schrijven. Herinneringen’, Juffrouw Ida 13 (1987) nr. 3, 1-10.
- Corine Spoor. ‘Ik heb nergens verklaringen voor, ik belééf’. Kunstenares Jo Boer is terug’, De Tijd, 18-12-1987, 81-87.
- ‘De heksenketel van mijn geheime distilleerderijtje. Een lezing uit 1949’, Juffrouw Ida 15 (1989) nr. 1, 15-23.
- Corinne Hemink red., ‘Een leven lang. Jo Boer’, NOS radiouitzending 23-3-1990.
- Martje Breedt Bruyn, ‘“Een komeet die langs de literaire hemel schoot”. Over Jo Boer’, in: Margriet Prinsen en Lucie Th. Vermij, Schrijfsters in de jaren vijftig (Amsterdam 1991) 36-45.
- Aad Meinderts, ‘Ter inleiding’, in: Jo Boer, Kruis of munt (Amsterdam 1991) V-XII.
- L. van de Zande, ‘De link tussen naturalisme en landerigen. Over de plaats van Jo Boer in de Nederlandse literatuur’, Vooys 31 (1994-1995) nr. 3, 27-30.
- Paul Arnoldussen, ‘Jo Boer’, in: Idem, Rue d’Amsterdam. Kleine atlas van Nederlanders in Parijs (Amsterdam 2002) 48-52.
- Wim Willems, ‘Een vrouw die buiten de lijnen trad’, in: Idem, Hagenezen die er mochten wezen (Den Haag 2016) 153-155.
Illustratie
Jo Boer. Fotoatelier Frans Hals, 1932 (Literatuurmuseum, Den Haag).
Auteur: Elizabeth Kooman
laatst gewijzigd: 09/01/2018
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.