© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Redactie, Toorop, Annie Caroline Pontifex, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Toorop [27/09/2017]
TOOROP, Annie Caroline Pontifex (geb. Katwijk aan Zee 24-3-1891 – gest. Bergen, Noord-Holland 5-11-1955), schilderes. Dochter van Jean Theodoor Toorop (1858-1928), schilder, en Annie Josephine Hall (1860-1929), tekenares. Annie Caroline Toorop trouwde op 1-5-1912 in Bergen met Hendrik Fernhout (1885-1946), filosoof en reclameontwerper. Uit dit huwelijk, ontbonden op 22-7-1924, werden 2 zoons en 1 dochter geboren.
Annie Caroline Pontifex (Charley) Toorop groeide op in Katwijk als het enige kind van de schilder Jan Toorop, zoon van een Nederlandse vader en een Chinees-Brits-Indische moeder, en Annie Hall, afkomstig uit een gegoede Engelse familie. Charleys jeugd werd getekend door de spanningen in het huwelijk van haar ouders. In 1902 nam moeder Toorop haar elfjarige dochter mee naar Engeland. Daar bekeerde de moeder zich tot het rooms-katholicisme en kreeg Charley vioollessen. In 1903 keerden ze, na een intermezzo in Parijs, terug naar Nederland, waarna het herenigde gezin Toorop een huis in de Vossiusstraat in Amsterdam betrok. In 1905 traden Charley – niet van harte – en haar vader eveneens toe tot de katholieke kerk.
De zomers brachten Charley en haar ouders door in Domburg op Walcheren. Haar vader schilderde daar veel en zij ging met hem mee op zijn tochten. Hij gaf haar niet echt les, maar was ongetwijfeld een deskundige gids bij haar eerste schreden op het schilderspad. In die vakanties leerde ze ook schilders uit haar vaders kring kennen, zoals Piet Mondriaan en Jacoba van Heemskerck.
In haar middelbareschooljaren leek het even dat Charley met haar muzikale aanleg een loopbaan in de muziek zou volgen. De vioollessen strandden echter toen ze overspannen raakte. Vervolgens kreeg ze zangles en na haar eindexamen (1908) ging ze naar een professionele zangopleiding in Frankfurt (Duitsland). Dat duurde maar kort: school en omgeving lagen haar niet. Terug bij haar ouders in Nederland legde ze zich toe op het schilderen. In 1909 debuteerde ze met een schilderij op een tentoonstelling van schildersvereniging Sint Lucas in het Stedelijk Museum (Amsterdam).
Huwelijk
In datzelfde jaar 1909 ontmoetten Charley Toorop en Hendrik (Henk) Fernhout elkaar. Hij kwam uit een gereformeerd Drents gezin en was een gesjeesd rechtenstudent met een intense belangstelling voor filosofie en anarchisme. Het was liefde op het eerste gezicht, maar Charley, die de afkeuring van haar ouders verwachtte, hield de relatie geheim. Kort daarna verhuisde het gezin Toorop naar Nijmegen, maar Charley en Henk bleven elkaar zien. Ook het omgangsverbod dat haar ouders haar na ontdekking van de relatie hadden opgelegd, sorteerde geen effect. Uiteindelijk brak Charley met haar ouders en zodra ze 21 was, trouwde ze in Bergen met Henk. Drie maanden later werd hun eerste kind, Edgar Richard Johannes (1912-1974), geboren. Het jaar daarop volgde Johannes Hendrik (John, 1913-1987).
Het huwelijk van Charley Toorop en Henk Fernhout was allerminst ideaal. Fernhout was depressief en had een ernstig drankprobleem, waardoor hij flinke schulden maakte. In 1914 verhuisden ze, via Amsterdam, naar Laren, waar Fernhout met verschijnselen van paranoïa enige tijd verbleef in een psychiatrische inrichting. Na zijn ontslag uit de inrichting verhuisde het gezin naar Utrecht. Daar werd hun dochter Charlie Annie (1916-1956) geboren. Maar ook moest Fernhout weer worden opgenomen, nu in Den Dolder, waar Toorop ging wonen om in de buurt te zijn. In 1917 ging het echtpaar voorgoed uiteen (in 1924 werd de officiële scheiding uitgesproken). Inmiddels had Charley het contact met haar ouders hersteld.
Tijdens deze woelige huwelijksjaren was Charley Toorop blijven schilderen. Ze nam deel aan groepstentoonstellingen in Amsterdam (1911, 1916) en Domburg (1911, 1912). Ook breidde haar kennissenkring van schilders zich uit. Zo leerde ze in Bergen Else Berg kennen, in Utrecht Eric Wichmann en in Den Dolder kwam de ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer langs. Ook moet ze regelmatig tentoonstellingen van eigentijdse kunst hebben bezocht. Bremmer kocht in 1916 een schilderij van haar voor de verzameling van Helene Kröller-Müller en in 1917 had Toorop haar eerste solotententoonstelling, bij kunsthandel Gerbrands in Utrecht. Ze was nu zover dat ze haar eigen kunstcredo kon formuleren: de schilder moet uitgaan van de zichtbare werkelijkheid en streven naar ‘bezielde verbeelding’ (Bosma, 31-32).
Leven voor de schilderkunst
Vanaf begin 1917 woonde Charley Toorop met haar kinderen in Meerhuizen, een slooppand aan de Amsteldijk, bij het Amstelstation, dat door verschillende kunstenaars werd bewoond, onder wie de schilder Peter Alma en de componist Jacob van Domselaer. Financiële steun kreeg ze van haar vader, die ook bemiddelde voor haar tentoonstellingen. De zorg voor de kinderen droeg ze over aan haar huishoudster. Zo kon Toorop zich geheel wijden aan het schilderen, dat voor haar in de allereerste plaats kwam. In 1918 en 1919 had ze solotentoonstellingen in Den Haag, bij kunsthandel Walrecht. In die jaren had ze een verhouding met de dichter Adriaan Roland Holst, waar begin 1919 een eind aan kwam. Ze bleven echter goed bevriend.
In april 1919 verhuisde Charley Toorop met de kinderen naar Schoorl, waar het huis van de schilder Frans Huysmans onderdak bood. Ze maakte er kennis met de kunstverzamelaar Piet Boendermaker, die vele schilderijen van haar zou kopen. Eind 1920 liet Toorop haar dochter bij haar ouders en vertrok met haar zoons naar Parijs. Daar had ze veel contact met oude bekenden als Mondriaan en Le Fauconnier en nieuwe, zoals de beeldhouwer Ossip Zadkine. Ook had ze in de Parijse galerie La Licorne een solotentoonstelling, die daarna naar Brussel ging. In mei 1921 was ze terug in Schoorl. Een jaar later verhuisde ze met haar gezin naar het huis De Vlerken, dat haar vader voor haar aan de Buerweg in Bergen had laten bouwen; het stond onder architectuur van Piet Kramer.
De daaropvolgende jaren reisde Toorop naar de Borinage (Waals België), Brussel, Zuid-Frankrijk. Veel zomers bracht ze door in Westkapelle (Zeeland). Ze had in 1924 een verhouding met de dichter Henny Marsman, die ze verbrak omdat ze uiteindelijk haar schilderkunst meer toegedaan was. Na een kort verblijf in Rotterdam verhuisde ze eind 1926 naar Amsterdam. Kinderen, huishoudster, minnaar (pianist Guus Seyler) en schildersleerlingen (Jo Boer, Elisabeth Rietveld) gingen mee naar het huurhuis aan de Leidsegracht (nr. 48). In juni 1927 presenteerde het Stedelijk Museum een overzichtstentoonstelling van haar werk, die werd geopend door kunstcriticus en vriend, Albert Plasschaert.
Charley Toorop werd ook actief op ander gebied. Zo richtte ze eind 1926 samen met Alma, schilder Jacob Bendien, beeldhouwer John Rädecker – die ze uit Meerhuizen kende – en beeldhouwer Johan Polet de ASB op: Architectuur-Schilderkunst-Beeldhouwkunst. De ASB was bedoeld als ‘verzamelplaats’ voor kunstenaars uit die disciplines (Bosma, 94). De eerste ASB-tentoonstelling was in 1928 in het Stedelijk Museum, de tweede in 1929. Ook was ze, met onder anderen de filmer Joris Ivens, betrokken bij de oprichting van de Filmliga (1927).
In 1928 maakte Charley Toorop kennis met de anarchist Arthur Müller Lehning, oprichter van het avant-garde tijdschrift i10. Ze kregen een verhouding en gingen samenwonen. Voor het huiselijk leven was dat geen succes: Lehning was een dominante man, die graag alle aandacht naar zich toe trok. Toorops kinderen leden onder zijn aanwezigheid. Toen Toorop eind 1929 met Lehning naar Genève verhuisde, werd het huishouden aan de Leidsegracht opgedoekt: zoon Edgar ging op kamers wonen, John woonde bij Joris Ivens, die hem het filmvak leerde, en Annie moest naar kostschool. Toorop hield het een maand uit in Genève en verhuisde naar Parijs. Ze woonde er op een hotelkamer, later – tot februari 1931 – in een appartement met atelier aan de Rue des Plantes, waar ook zoon Edgar kwam wonen. Hij was inmiddels gaan schilderen. Eind 1931 gingen Toorop en Lehning definitief uit elkaar. Ze keerde terug naar Bergen. Haar huis liet ze moderniseren door architect Gerrit Rietveld, met wie ze eerder geëxposeerd had in ‘Socialistische Kunst-Heden’ in het Stedelijk Museum (1930).
Jaren rond de Tweede Wereldoorlog
In de jaren dertig en veertig speelden de welgestelde bibliofiel René Radermacher Schorer en zijn vrouw een belangrijke rol in Toorops leven: ze lieten zich door haar portretteren, kochten soms een schilderij, zetten zich in voor (de verkoop van) haar werk en boden haar en zoon Edgar financiële ondersteuning. Ze exposeerde nu voornamelijk in Nederlandse kunsthandels en incidenteel in het buitenland (1933: Brussel, 1934: Gent, 1938: Biënnale van Venetië). Ze reisde nauwelijks meer, maar verbleef ’s zomers meestal in Westkapelle en nam – in de jaren 1930 – deel aan protestacties tegen extreem-rechts, al koesterde ze toen waarschijnlijk enige sympathie voor Mussolini.
Omdat Toorop zich niet wilde aansluiten bij de Kultuurkamer, kon ze na 1942 niet meer exposeren. Een belangrijke mecenas in die jaren was W. Bruynzeel, eigenaar van de Bruynzeel-fabriek in Zaandam. Begin 1943 moest Toorop haar huis verlaten: vanwege een naburig militair vliegveld was Bergen tot ‘Sperrgebiet’ verklaard. Ze logeerde de jaren daarop afwisselend in Amsterdam, de Beemster, Blaricum (bij de schilder Bart van der Leck), Westkapelle, Edam en Alkmaar. Na de Bevrijding keerde ze terug naar Bergen.
Al sukkelde Toorop sinds 1944 met haar gezondheid, ze bleef actief. Ze was jurylid voor de tentoonstelling ‘Kunst in vrijheid’ (1945: Rijksmuseum, Amsterdam) en nam deel aan de ‘Exhibition of Dutch art during the Occupation’ (1946: Londen). In 1946 kreeg Toorop een beroerte, het jaar daarop een tweede. Ze herstelde enigszins, nam een secretaresse aan voor de correspondentie en bleef schilderen, elke dag een paar uur. In 1950 legde ze de laatste hand aan ‘Drie generaties’: een portret van haar vader – in de vorm van de bronzen kop die Rädecker van hem had gemaakt –, haar zoon Edgar en zichzelf. Edgar had met tegenzin geposeerd: hij was bezig zich los te maken van zijn moeder.
Na ‘Drie generaties’ schilderde Toorop nog enkele vruchtenstillevens en een zelfportret. Haar zestigste verjaardag (1951) vierde het Haags Gemeentemuseum met een overzichtstentoonstelling van haar werk. Het jaar daarop was er een tentoonstelling in de Hammer Galleries in New York. In 1953 nam ze de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 in ontvangst. In de zomer van 1955 bezocht ze zoon John in Rome en met Edgar ging ze naar Westkapelle. Dat was in feite een afscheid. Charley Toorop overleed op 5 november 1955 in haar huis in Bergen.
Waardering
Voor Charley Toorop ‘was het schilderen de bron van het leven: haar hele leven werd erdoor beheerst’, aldus Lehning in 1982 (gecit. Bosma, 168). Haar werk staat stilistisch echter vrijwel op zichzelf, waardoor ze als schilderes geen invloed heeft gehad: ‘Haar werk heeft zij met een volledige zelfcontrole opgebouwd. [...] Het is eenzaam gebleven. Het heeft altijd moeizaam erkenning gevonden’, constateerde kunstcriticus A.M. Hammacher (gecit. Bosma, 167). Haar portretten en stillevens vonden voornamelijk aftrek in een beperkte kring van liefhebbers. De schaarse exposities in het buitenland bezorgden haar geen faam over de grenzen.
Bij haar dood verschenen vele necrologieën, maar daarna raakte ze in vergetelheid. Dat veranderde enigszins toen er met de tweede feministische golf aandacht kwam voor vrouwelijke kunstenaars. In 1982 opende in het Centraal Museum (Utrecht) een overzichtstentoonstelling van Toorops werk, gevolgd door tentoonstellingen in het Groninger Museum (2004), Museum Boijmans Van Beuningen (2008) en Museum Kranenburgh (Bergen, 2008). In 2010 was er een tentoonstelling in het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris.
Naslagwerken BWN; Elck zijn waerom.
Archivalia Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: archief Toorop (TC C 165).
Werken Voor een overzicht van Charley Toorops werk, zie de oeuvrecatalogus, samengesteld door L. Brozek Dolezal, in: Brederoo, Een familie van kunstenaars.
Literatuur
- A.M. Hammacher, Charley Toorop (Rotterdam 1952).
- Marja Bosma, Charley Toorop 1891-1955. Tentoonstellingscatalogus Centraal Museum (Utrecht 1982).
- Nico J. Brederoo, Charley Toorop. Leven en werken (Amsterdam 1982).
- Betty van Garrel, in: NRC, 19-2-1982.
- Nico J. Brederoo, Een familie van kunstenaars. Charley Toorop en Edgar Fernhout (Den Haag 1985).
- Marja Bosma, Vooral geen principes! Charley Toorop (Rotterdam 2008).
- Gérard Audinet e.a., Charley Toorop. Tentoonstellingscatalogus Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris (Parijs 2010).
Illustratie
Zelfportret, 1928 (Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam / foto Studio Tromp).
Auteur: Redactie (dit lemma is o.a. gebaseerd op het BWN-lemma van J.R. de Groot)
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 869
laatst gewijzigd: 27/09/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.