Brico, Antonia Louisa (1902-1989)

 
English | Nederlands

BRICO, Antonia Louisa (geb. Rotterdam 26-6-1902 – gest. Denver, Colorado 3-8-1989), dirigente en pianiste. Dochter van een onbekend pianist, en Agnes Margaretha Brico (1879-1909), kindermeisje, dienstbode. Antonia Brico bleef ongehuwd.

Antonia Brico werd geboren in een Rotterdamse kraaminrichting als kind van een ongehuwde moeder die er alleen voorstond: ze was in de steek gelaten door de vader (een pianist wiens naam onbekend is gebleven) en uit het ouderlijk huis in Amsterdam gezet. Om te kunnen werken, als ‘kinderjuffrouw’, bracht de katholieke Agnes Brico haar dochtertje onder bij een weduwe in Rotterdam en later in een tehuis van de Sint Anna Vereeniging in Amsterdam. Twee jaar oud kwam Antonia als pleegkind terecht bij de Nederlands-Hervormde bakker Jan Wolthuis (1873-1946) en zijn vrouw Anna Kwak (1873-1939), vóór haar huwelijk strijkster en net als haar zus Geesje model van schilder George Breitner. In 1907 emigreerden de pleegouders naar de Verenigde Staten en namen Antonia, zonder overleg, mee. Twee jaar later stierf Agnes Brico.

Opleiding in de Verenigde Staten en Europa

Zo groeide Antonia Brico als Wilhelmina (Willy) Wolthuis op in St. Helena en Oakland, Californië. Vanaf haar tiende kreeg ze pianoles – volgens een arts een goede remedie tegen het nagelbijten. Haar liefdeloze pleegmoeder nam haar mee om te spelen tijdens theosofische séances en liet haar als tiener optreden op vaudeville-avonden, om zo het gezinsinkomen te vergroten. Gestimuleerd door een lerares op de Oakland Technical High School besloot Willy in 1919 aan de universiteit van Berkeley muziek te gaan studeren. Ze bekostigde haar studie zelf met allerlei baantjes, onder meer als pianiste – klassiek, ragtime en jazz – en ouvreuse. Daarnaast had ze enkele begunstigers. In 1923 behaalde ze haar bachelor in muziek, met als bijvakken vreemde talen en Aziatische filosofie. Omstreeks 1925 studeerde ze met een beurs in New York bij pianist Sigismond Stojowski.

Antonia Brico, zoals ze zich inmiddels noemde, bracht de jaren 1926-1932 vooral in Europa door. Ze leerde haar biologische familie kennen en kreeg directielessen van de Duitse dirigent Karl Muck, die haar in 1928 een baan bezorgde als co-repetitor bij de Bayreuther Festspiele. Van 1927 tot 1929 studeerde Brico directie aan de Staatliche Akademische Hochschule für Musik in Berlijn. Met haar directiedebuut in 1930 voor de Berliner Philharmoniker haalde ze de internationale pers. Succesvolle optredens volgden in Los Angeles en San Francisco en daarna in onder andere Hamburg, Warschau en Riga.

De mogelijkheid bewijzen

In crisisjaar 1933 dirigeerde Antonia Brico in het Metropolitan Opera House (New York) twee maal een gesubsidieerd symfonieorkest van zo’n tweehonderd werkloze musici. Een derde concert werd afgeblazen omdat de ingehuurde bariton weigerde onder een vrouwelijke dirigent te werken. Een jaar later richtte Brico in New York het Women’s Symphony Orchestra op. Dit vrouwenorkest telde presidentsvrouw Eleanor Roosevelt onder zijn sponsoren en kreeg goede kritieken. Brico was daarnaast gastdirigente bij diverse orkesten. Zo dirigeerde ze in juli 1938, het jaar dat ze tot Amerikaanse werd genaturaliseerd, als eerste vrouw het New York Philharmonic Orchestra. Mill’s College in Oakland verleende Brico dat jaar een eredoctoraat. Eind 1938 hief Antonia Brico het vrouwenorkest op om met het Brico Symphony Orchestra verder te gaan. Dat orkest – circa 55 vrouwen en 25 mannen – hield het financieel maar een jaar vol. Zelf zei Brico later: ‘Ik geloof in een gemengd orkest. Ik heb slechts de mogelijkheid [van een vrouwenorkest] willen bewijzen’ (Het Parool, 11-11-1954). In lezingen sprak zij over discriminatie van vrouwen in de muziekwereld, maar ze noemde zichzelf geen feministe.

In de hoop op een vaste aanstelling bij het Denver Symphony Orchestra vestigde Antonia Brico zich begin jaren veertig in Denver. De baan ging echter naar een ander – ze noemde het de grootste teleurstelling van haar leven – en ze moest in haar onderhoud voorzien met lesgeven en het leiden van amateurorkesten. Om haar kansen in de professionele muziekwereld te vergroten initieerde en bekostigde Brico eind 1945 een repetitie met een door haar voor die gelegenheid geformeerd orkest in New York, zodat onder anderen pianist Arthur Rubinstein en dirigent Bruno Walter haar aan het werk konden zien. Dankzij hun aanbevelingen en die van componist en persoonlijke kennis Jean Sibelius kreeg Brico vervolgens de mogelijkheid om in Amerika en daarbuiten voor gerenommeerde beroepsorkesten te staan. Spirituele steun vond Brico bij de Indiase goeroe Yogananda en bij arts en Bach-kenner Albert Schweitzer, bij wie ze soms wekenlang in Afrika logeerde.

Terug in de schijnwerpers

Vanaf midden jaren vijftig richtte Antonia Brico zich noodgedwongen vooral op haar amateurorkest, het Denver Businessmen’s Orchestra (vanaf 1968 het Brico Symphony Orchestra), enkele koren en talloze pianoleerlingen. Pas toen een oud-leerlinge, singer-songwriter Judy Collins, begin jaren zeventig een documentaire over haar maakte, werd Brico weer uitgenodigd voor optredens in binnen- en buitenland. Ze kwam volop in de media, waarin overigens niet zozeer haar muzikale capaciteiten als wel haar strijd als vrouw in een mannenwereld werd uitgelicht. Tussen 1975 en 1984 ontving Brico in de Verenigde Staten vijf eredoctoraten.

In 1984 moest Antonia Brico stoppen met het Brico Symphony Orchestra. Met haar pianolessen ging ze nog enkele jaren door. Brico bleef thuis in Denver wonen, met de steun van Elizabeth Jans, haar huishoudster/secretaresse van Nederlandse komaf, tot ze begin 1988 in een verzorgingstehuis terechtkwam. Daar stierf Antonia Brico op 3 augustus 1989, 87 jaar oud. Brico, die in reïncarnatie geloofde, werd begraven in Littleton, Colorado.

Reputatie en betekenis

In het leven van Antonia Brico moest alles wijken voor het dirigeren: ‘al moest ik te gronde gaan – ik wil en ik moet’, zei ze in Het Vrije Volk van 18 november 1954. Vaak moest ze zelf haar eigen kansen creëren en voor financiering zorgen. Het frustreerde haar dat ze slechts zelden een professioneel orkest mocht leiden. Volgens Brico waren het vooral de managers in de muziekwereld die haar tegenwerkten – haar neef, Elsevier-redacteur Rex Brico, zag haar ‘huilend van woede bij impresario’s (…) smeken om concerten’ (gecit. Galema 2018). Recensenten waren meestal positief en mannelijke orkestleden hadden doorgaans geen problemen met een vrouwelijke dirigent, hoewel sommigen wel moeite hadden met haar veeleisendheid. Opmerkelijk genoeg was het Brico zelf die in 1954 zei dat dirigeren eigenlijk niet echt iets voor vrouwen was, omdat het exorbitant hoge eisen aan een vrouw stelde.

Het Katholiek Documentatiecentrum van de Radboud Universiteit in Nijmegen wijdde in 2015 een tentoonstelling aan Antonia Brico en de Central Presbyterian Church in Denver opende een jaar later de Antonia Brico Stage. In 2018 ging de Nederlandse speelfilm De Dirigent van Maria Peters in première, over het begin van Brico’s carrière.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: Bevolkingsregister, Overgenomen Delen; Bijzondere registers (inschrijving bij Sint Anna Vereeniging).
  • Stadsarchief Rotterdam: BS (geboorte en erkenning door moeder, 8-10-1906, als ‘Brieco’); Bevolkingsregister, Alleenstaandenregister.
  • Colorado Historical Society, Denver: brieven, plakboeken, geluidsopnamen etc. uit de nalatenschap Antonia Brico.
  • Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen: Archief Antonia Brico (krantenknipsels, brieven, testament van Antonia Brico etc. uit het bezit van Rex Brico).
  • Family Search: o.a. binnenkomst in de VS (als Antonia Wolthuis), naturalisatie en diverse binnenkomsten na buitenlandse reizen [https://www.familysearch.org].

Werk

  • The recording debut of Antonia Brico, Mozart, Mostly Mozart Festival Orchestra (Columbia Masterworks 1976) [elpee].
  • Simon Barere. His celebrated live recordings at Carnegie Hall, vol.5 (Appian Publications & Recordings 2005) [CD; met Rachmaninov pianoconcert nr. 2 onder directie van Brico].

Literatuur

  • Het Parool, 11-11-1954; Nieuwsblad van het Noorden, 18-11-1954.
  • Judy Collins en Jill Godmilow, Antonia. Portrait of a woman, 1974 [documentaire].
  • Rex Brico, ‘Dirigente na 30 jaar herondekt’, Elsevier’s Magazine, 6-9-1975, 78-84.
  • Jane Bowers en Judith Tick, Women making music. The Western art tradition 1150-1950 (Urbana/Chicago 1987) 359-362.
  • Rex Brico, ‘Allegro con Brico. Het leven van Antonia Brico, dirigente’, Elsevier, 19-8-1989.
  • Alan Prendergast, ‘The Brico Requiem’, 2 delen, 1995 [https://www.westword.com; geraadpleegd 7-5-2020].
  • Jeanne Varnell, Women of consequence. The Colorado Women’s Hall of Fame (Boulder-Colorado 1999), 144-149.
  • Lance Eugene Christensen, I will not be deflected from my course. The life of Dr. Antonia Brico (Denver 2000) [ongepubliceerde masterscriptie University of Colorado at Denver].
  • Beth Abelson Macleod, ‘”Why not Dr. Brico?”. Antonia Brico’, in: idem, Women performing music. The emergence of American women as classical instrumentalists and conductors (Jefferson, NC/Londen 2001) 124-139.
  • J. Michele Edward, ‘Brico, Antonia Louisa’, in: Susan Ware (red.), Notable American women. A biographical American dictionary completing the twentieth century (Cambridge-Massachusetts 2004) 77-79 [met literatuur].
  • Ruud Franssen, Antonia Brico, een baanbrekend dirigente (Nijmegen 2017) [Uitgave t.g.v. tentoonstelling in Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen].
  • Joost Galema, ‘Een geboren dirigente’, Elsevier, 27-10-2018.
  • Maria Peters, De dirigent (Amsterdam 2019) [biografische roman].

Illustratie

Foto door onbekend fotograaf, ca. 1935 (foto New York Philharmonic Digital Archives).

 

Auteur: Marloes Huiskamp

laatst gewijzigd: 13/05/2020

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.