Drossaers, Sophia Wilhelmina Alberdina (1886-1986)

 
English | Nederlands

DROSSAERS, Sophia Wilhelmina Alberdina (geb. Teteringen 20-3-1886 – gest. Rijswijk 19-2-1986), archivaris. Dochter van Adrianus Gerardus Drossaers (1836-1908), rentenier, en Johanna Bernardina de Jongh (1850-1938), onderwijzeres. Sophie Drossaers bleef ongehuwd.

Sophie Drossaers werd in 1886 geboren als zesde van zeven kinderen in een welvarend milieu van een oud-koloniaal die rentenierde – haar vader had zijn geld verdiend in de bouw op Midden-Java. Het gezin woonde in een groot huis aan de Ginnekenweg in Teteringen. Na haar eindexamen gymnasium-alfa in Breda – ze was het enige meisje in haar klas – ging Sophie in 1905 letteren en wijsbegeerte studeren in Leiden. Vooral de wijsgerige colleges van de Hegeliaan Bolland maakten indruk op haar, maar toch liet ze zich door de hoogleraar algemene geschiedenis Carel Bussemaker op het spoor zetten van een historisch onderwerp. In 1915 promoveerde ze bij P.J. Blok – Bussemaker was het jaar ervoor gestorven – op de diplomatieke betrekkingen tussen Spanje en de Republiek (1678-1684). Voor haar onderzoek had ze veel zoekwerk verricht in archieven in Nederland en Brussel. Bij het Algemeen Rijksarchief (ARA, nu: Nationaal Archief) in Den Haag was ze intussen in 1912 aangenomen als onbetaald medewerkster. Na drie jaar kreeg ze een betaalde baan, als adjunct-commies.

Inventarissen, indexen en regesten

De eerste archiefinventaris die Drossaers samenstelde, was die van de ‘Delftse Statenkloosters’, de tot dan toe ongeordende archieven van de in 1572 geseculariseerde kloosters in en om Delft. Bij de reorganisatie van het ARA in 1916 kwam ze te werken bij de afdeling Generaliteitsarchieven tot 1796. Een van de rijkste en omvangrijkste archieven in deze afdeling, dat van de Raad en Rekenkamer te Breda (de ‘Nassause Domeinraad’), was nog niet geïnventariseerd. Drossaers werkte tot na haar pensionering aan deze reuzeninventaris, waarvan tussen 1948 en 1953 tien dikke delen verschenen. Ze liet zich niet graag afleiden van dit levenswerk, zoals ze haar chefs soms pijnlijk duidelijk maakte. Historici waren ingenomen met de uitvoerige indexen die Drossaers opstelde. Voor genealogen waren haar samenvattingen (‘regesten’) van 6504 oude akten erg welkom. Tijdens het monnikenwerk aan de inventaris publiceerde Sophie Drossaers in 1933 nog een bijdrage over het prinsdom Orange voor een herdenkingsbundel over Willem de Zwijger.

Toen haar twaalf jaar jongere collega Bets Korvezee in 1949 afscheid nam omdat ze in Noord-Brabant was benoemd als rijksarchivaris, en daarmee de eerste vrouw was die deze positie bereikte, hield Drossaers een polemische afscheidsrede: ‘Eigenlijk is het een schandaal dat van deze benoeming zoveel ophef wordt gemaakt. Als een normale man met een normaal verstand, die een behoorlijk chartermeester is geweest, op zijn tijd rijksarchivaris wordt, kraait er geen haan naar, maar wij moeten victorie kraaien, als er een vrouw wordt benoemd’ (gecit. Fox 90). Drossaers was zelf toen te oud voor deze functie – als ze die al had geambieerd. Zelf was ze inmiddels hoofdchartermeester. In 1951 ging ze met pensioen. In 1957 schreef ze een gevoelig ‘In Memoriam’ voor de algemeen rijksarchivaris Piet Meilink, sinds 1952 getrouwd met zijn – en haar – collega Netty Roelofsz. Toen Meilink-Roelofsz in 1964 zelf rijksarchivaris werd, vond Drossaers dat die promotie eigenlijk elf jaar te laat kwam.

Inmiddels werkte Drossaers samen met de Leidse hoogleraar Theo Lunsingh Scheurleer, gespecialiseerd in kunstnijverheid, aan haar laatste grote opdracht: de inboedels in de verblijven van de Oranjes van 1567 tot 1795. Het project hield in dat Drossaers de boedelinventarissen opspoorde, helemaal transcribeerde, becommentarieerde en van elk pand een uitgebreide bouwgeschiedenis schreef. Tussen 1974 en 1976 verscheen dit werk in drie delen (nrs. 147-149) van de Grote Reeks van ’s Rijks Geschiedkundige Publicatiën (RGP). In 1974 kreeg ze de Bucheliusprijs voor het eerste deel. Archiefonderzoeker Ab van der Steur wijdde er in 1979 een kritische bespreking aan: ‘Was het nu bijvoorbeeld nodig om van ieder “huis” ook de oude plunje en de al dan niet versleten keukeninventaris te vermelden?’, vroeg hij zich laatdunkend af (p. 297).

Na 1979 werd de wereld van juffrouw Drossaers snel kleiner, onder meer omdat haar gehoor haar in de steek liet. Ze had jarenlang gewoond aan de Haagse Van Alkemadelaan maar verhuisde een maand voor haar honderdste verjaardag naar een verpleeghuis in Rijswijk. Daar overleed Sophie Drossaers na twee dagen, op 19 februari 1986. Ze werd op 24 februari in besloten kring gecremeerd.

Reputatie

Sophie Drossaers was de eerste academisch opgeleide vrouw die een betaalde baan kreeg bij de Rijksarchiefdienst. Met haar project boedelinventarissen was ze haar tijd vooruit: niet lang hierna zou de historische belangstelling voor materiële cultuur, en daarmee voor boedelbeschijvingen als bron, een hoge vlucht nemen. Collega Johan Fox herdacht Sophie Drossaers in 1990 als ‘een geëmancipeerde vrouw met een heldere, kritische geest en een voor haar tijd moderne levensinstelling’. 

Publicaties

Lijst in Fox, 91-92.

Literatuur

  • D. Boer, Genealogisch onderzoek naar het voor- en nageslacht van Dr. Gerrit de Jongh, van 1842 tot 1873 medicijnendokter te Steenbergen (Assen 1956) 94-95 en 116.
  • A.G. van  der Steur, ‘S.W.A. Drossaers, Th. Lunsingh Scheurleer, Inventarissen van de inboedels in de verblijven van de Oranjes en daarmede gelijk te stellen stukken 1567-1795’, Bijdragen en Mededelingen omtrent de Geschiedenis der Nederlanden 94 (1979) 294-298.
  • J. Fox, ‘In Memoriam Mejuffrouw dr S.W.A. Drossaers, 1886-1986’, Nederlandsch Archievenblad  94 (1990) nr. 1, 87-92.

Illustratie

In bestelling.

 

Auteur:  Kees Kuiken

laatst gewijzigd: 15/11/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.