© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Linda Modderkolk, Fles, Margaretha Tekla Johanna, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Fles [06/03/2019]
FLES, Margaretha Tekla Johanna, vooral bekend als Etha Fles (geb. Utrecht 1-5-1857 – gest. Bergen, NH 31-1-1948), kunstenares en kunstcritica. Dochter van Joseph Alexander Fles (1819-1905), oogarts, en Teunsijna Johanna Albertine Kranenborg (1827-1878), amateurschilderes. Etha Fles bleef ongehuwd.
Etha Fles groeide met haar oudere zus Anna op in een welgesteld en progressief milieu in Utrecht. Haar van oorsprong Joodse, maar katholiek gedoopte vader was officier van gezondheid bij de militaire geneeskundige dienst en had als oogarts een eigen praktijk. Hij verzamelde kunst. Haar moeder, afkomstig uit een vrijzinnig en rijk Amsterdams koopmansgeslacht, was amateurschilderes en gaf de meisjes thuisonderwijs. Het gezin bezocht concerten en theaterstukken en thuis werden discussie- en muziekavonden georganiseerd. Etha speelde piano en kreeg schilderles van de Utrechtse landschapsschilder Adrianus van Everdingen. Toen ze 21 was, verloor ze haar moeder.
Voorvechtster moderne kunst
In 1881 vertrok Etha Fles naar Amsterdam om aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten de schildersopleiding te gaan volgen. Ze kreeg er les van August Allebé en raakte bevriend met medestudenten Wally Moes, Gerarda Marius en Jo Besier. Fles werd lid van kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae en vond aansluiting bij de Tachtigers. In 1884 ging ze weg bij de academie omdat ze vond dat haar ‘geest te veel aan banden [werd] gelegd’ (Moes, 127). Een jaar later sloot ze zich aan bij de net opgerichte Nederlandsche Etsclub. Ze kwam in die tijd vaak in kunstenaarsdorp Laren, waar ze in 1886 met Wally Moes een villa huurde. Ze exposeerde regelmatig bloemstillevens, dorpsgezichten en landschappen op de Tentoonstellingen van Levende Meesters en de jaarlijkse tentoonstelling van De Nederlandsche Etsclub. In 1888 ging ze weer bij haar vader en zus in Utrecht wonen. In hun huis was het als vanouds een komen en gaan van kunstenaars en intellectuelen.
Etha Fles had grote belangstelling voor het impressionisme, de socialistische ideeën van John Ruskin en William Morris, en de opkomende gemeenschapskunst. Ze ging kunstkritieken schrijven voor verschillende dag- en weekbladen. In Utrecht was er op dat moment nauwelijks een podium voor de moderne kunst en kunstnijverheid. Daarom organiseerde Fles er samen met Jo Besier in 1891 een tentoonstelling waar naast gevestigde kunstenaars ook generatiegenoten hun werk konden laten zien. In 1895 richtte ze de vereniging Voor de Kunst op om de belangstelling voor de kunst in Utrecht te vergroten en het kunsthandwerk te stimuleren. De tentoonstellingen en lezingen van de vereniging werden nadrukkelijk opengesteld voor arbeiders. Zelf bleef Fles ook schilderen en etsen. In 1895 waren enkele van haar etsen te zien op de eerste internationale tentoonstelling in Venetië, de latere Biënnale.
In 1900 bezocht Etha Fles als afgevaardigde van Arti et Amicitiae de Wereldtentoonstelling in Parijs om werk te selecteren voor een impressionisme-tentoonstelling en om Nederlandse kunstenaars te promoten. Hier raakte ze onder de indruk van de Italiaanse beeldhouwer Medardo Rosso, voor wie ze zich – tot zijn dood in 1928 – als ‘beschermvrouwe’ ging inzetten: ze begeleidde hem bij exposities, bemiddelde bij verkoop, kocht zelf werken en publiceerde over hem. In 1903-1904 reisde ze voor Rosso naar Berlijn, Dresden, Wenen en Parijs. Rond deze tijd publiceerde ze ook een biografische schets van William Morris in de reeks Mannen en vrouwen van betekenis in onze dagen (1903) en vijftien kunsthistorische artikelen, in 1903 gebundeld in Inleiding tot een kunstgeschiedenis.
Vanwege de gezondheid van haar vader keerde Fles in 1904 terug naar Utrecht – hij overleed in 1905. Ze woonde vervolgens in Amsterdam en Londen. Toen eind 1906 ook haar zuster overleed, verkocht ze het ouderlijk huis, verhuisde naar Haarlem en liet in Bergen een villa bouwen: De Zonnebloem. Ze stelde die open voor vrienden en vertrok zelf in 1908 naar Parijs. In 1909 betrok ze een studio in Rome, vlak bij het atelier van Rosso, om van daaruit te werken aan zijn bekendheid in Italië.
Italië
In Rome schilderde en etste Etha Fles weer. Ook schreef ze voor diverse Nederlandse tijdschriften en dagbladen over het dagelijks leven en de kunst in Italië. Vanwege de Eerste Wereldoorlog ging ze in 1915 terug naar Bergen, maar na enkele maanden vergezelde ze een zieke vriendin op weg naar een kuuroord in Zwitserland. De achttienjarige Agatha Verkroost, een boerendochter, reisde met hen mee als verpleegster in opleiding. Etha Fles beschouwde haar als een pleegdochter en wierp zich op als haar mentor. Samen maakten ze een culturele reis door Zwitserland.
Vanaf 1917 woonde Fles weer in Italië: eerst in Ruvigliana, van 1918 tot 1930 in Rome en daarna tot 1934 in Castel Gandolfo – steeds met Verkroost aan haar zijde. Ze bekeerde zich tot het katholicisme en liet zich in 1925 dopen. De artikelen over het Italiaanse leven die ze in deze periode schreef werden in 1929 samen met fragmenten uit haar dagboek gebundeld in Tien jaren in Rome. Tijdens haar laatste jaren in Italië begon ze met handwerken. Het schilderen moest ze opgeven omdat ze niet meer lang achter haar ezel kon staan.
In 1934 nam Etha Fles voorgoed afscheid van Italië en nam haar intrek in De Zonnebloem. Ze werd er omringd door vrienden – kunstenaars, dichters en musici. Haar ogen waren snel vermoeid en ze werd door Verkroost rondgereden in een wagentje, maar geestelijk bleef ze scherp. In 1943 werd De Zonnebloem in beslag genomen door de Duitsers. De laatste oorlogsjaren bracht Fles door in een klooster in Limburg. Na de bevrijding lag ze enkele weken in een ziekenhuis, waarna ze naar Bergen terugkeerde. Daar stierf Etha Fles op 31 januari 1948, negentig jaar oud.
Betekenis
De flamboyante en erudiete Etha Fles stelde haar leven in dienst van de kunst. Ze zette zich vooral in om (moderne) kunst – ook bij een breed publiek – voor het voetlicht te brengen, maar haar eigen werk is nauwelijks in openbare collecties terechtgekomen.
Naslagwerken
Elck zijn waerom; Groot; RKD; Saur; Scheen; Thieme; Waller.
Archivalia
- Noord-Hollands Archief, Haarlem: toegang 90 (Rijksacademie voor Beeldende Kunsten, Amsterdam), inv.nr. 175 (Studenten in 1870-1893) fol. 42, nr. 90.
- Het Utrechts Archief, Historisch Werkmateriaal, inv.nr. 674: Aantekeningen, brieven, (concept-)artikelen en verzamelde stukken van J.W.C. van Campen.
Werk
Het Rijksmuseum in Amsterdam en het Drents Museum in Assen bezitten enkele etsen.
Publicaties
- Diverse artikelen in onder meer Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, De Aarde en haar Volkeren, Op de Hoogte, Algemeen Handelsblad, Utrechtsch Dagblad.
- Inleiding tot een kunstgeschiedenis (Utrecht 1903).
- William Morris, 1834-1896 (Haarlem 1903).
- Medardo Rosso. Der Mensch und der Künstler (Baden 1922).
- Il Poverello (St. Franciskus van Assisië) (Den Bosch 1926).
- Ware helden. St. Franciskus, St. Clara, St. Antonius (Voorhout 1928).
- Tien jaren in Rome. Bladzijden uit een dagboek (Zutphen 1929).
- [met T. Westerwoudt], Handboek der Kunstgeschiedenis (Den Bosch 1933) [Een bewerking van het eerdere Inleiding tot een kunstgeschiedenis, gericht op het katholieke onderwijs].
- Drie visionaire kunstenaars van onzen tijd. Medardo Rosso, Gerardo Dottori, Ernesto Masuelli (Haarlem 1936).
Literatuur
- J.W.C. van Campen, ‘Etha Fles 1857-1948’, Jaarboekje van Oud-Utrecht (1957) 110-121.
- Wally Moes, Heilig ongeduld. Herinneringen uit mijn leven (Amsterdam 1961).
- Margaret Scolari Barr, ‘Medardo Rosso and his Dutch Patroness Etha Fles’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 13 (1962) 217-251.
- H. van de Haar, ‘Een grote witte vogel’, in: H. van de Haar e.a., Kerende tijden. 190 jaar Genootschap Kunstliefde (Utrecht 1997) 41-59.
- Suzette Haakma, Leven voor de kunst. Etha Fles, een portret (Utrecht 2001).
- Paul Luykx, Daar is nog poëzie, nog kleur, nog warmte. Katholieke bekeerlingen en moderniteit in Nederland, 1880-1960 (Hilversum 2007) 140-146.
- Hanna Klarenbeek, Penseelprinsessen en broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst 1808-1913 (Bussum 2012).
Illustratie
Etha Fles in haar atelier in Rome, omringd door werken van Medardo Rosso, 1911 (RKD - Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag).
Auteur: Linda Modderkolk
laatst gewijzigd: 06/03/2019
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.