Hibma, Adriana Klazina (1913-2002)

 
English | Nederlands

HIBMA, Adriana Klazina, vooral bekend als Aat Breur-Hibma (geb. Den Haag 28-12-1913 – gest. Amsterdam 31-12-2002), kunstenares, actief in het verzet. Dochter van Pieter Hibma (1877-1956), schoenmaker, en Adriana Klazina Tize (1879-?), handwerklerares. Aat Hibma trouwde op 18-9-1940 in Amsterdam met Krijn Martinus Breur (1917-1943). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

Adri (Aat) Hibma groeide op in Den Haag, als jongste van twee meisjes in een creatief gezin. Haar vader, een Friese schoenmaker, tekende graag en haar Limburgse moeder was handwerklerares. Op aanraden van een docente op de hbs ging Aat naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Omdat er thuis niet voldoende geld was, mocht ze de opleiding gratis volgen. Haar ouders vonden het goed, op voorwaarde dat ze haar onderwijsakte zou halen om later in haar onderhoud te kunnen voorzien. In haar studietijd verkeerde Aat in kringen van de socialistische en communistische beweging, een milieu dat ze niet van huis uit kende.

Na haar opleiding werkte Aat Hibma als tekenlerares aan de Handelsdagschool in Den Haag. In deze periode leerde ze Krijn Breur kennen, een communist die als lid van de Internationale Brigades in de Spaanse Burgeroorlog had gevochten. Hij was net teruggekeerd naar Nederland, invalide en stateloos. In 1939 verhuisden de twee naar Amsterdam, waar ze een woongemeenschap opzetten. Ze trouwden in september 1940 en in december van dat jaar werd zoon Wim geboren. Door haar huwelijk verloor Aat Breur-Hibma haar baan, zoals toen gebruikelijk bij ambtenaressen. Omdat Krijn stateloos was verklaard, kon hij nauwelijks aan werk komen. Aat ging aan de slag als illustratrice bij Moeder en Kind, een blad van uitgeverij De Spin.

Ravensbrück

Vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog waren Aat Breur-Hibma en haar man actief in het verzet. Later noemde ze dit een logische keuze: ‘Ik zat in een links milieu, daar was verzet heel vanzelfsprekend’ (Trouw, 21-4-1995). Ze vervalste persoonsbewijzen, hielp bij het maken van tijdbommen en bracht antifascistische blaadjes rond. Ook namen de Breurs Joodse onderduikers in huis. In juni 1942 werd dochter Dunya geboren. Aat zegde haar baan bij De Spin op om thuis te kunnen werken: ze beschilderde tegeltjes.

Op 19 november 1942 werden Aat en Krijn Breur na verraad opgepakt. Wim werd naar de ouders van Krijn gebracht, Dunya ging mee naar de strafgevangenis in Scheveningen omdat Aat haar nog aan de borst had. Na enkele dagen te zijn verhoord werd Aat met haar dochtertje naar de gevangenis in Utrecht overgebracht. Toen ze in juni 1943 op transport moest naar Duitsland, regelde ze dat haar ouders Dunya kwamen ophalen. Via gevangenissen in Kleef, Düsseldorf en Berlijn kwam Aat Breur-Hibma in het vrouwenkamp Ravensbrück terecht, waar ze op 10 september 1943 werd ingeschreven als Nacht-und-Nebel-gevangene.

Aanvankelijk moest Aat Breur-Hibma elke dag urenlang op appel staan en werd ze gedwongen loodzwaar werk te verrichten. Op zondagen tekende ze haar omgeving en haar barakgenoten: ‘Ik tekende voornamelijk medegevangenen, want gruwelen tekenen, dat kon ik niet’ (Breur 1995, 328). Ze maakte haar tekeningen op kleine, verfrommelde restjes papier die haar kampgenoten voor haar stalen. Korte tijd werkte ze bij Siemens, maar dat hield op omdat Nacht-und-Nebel-gevangenen het kamp niet uit mochten. Toen Aat Breur-Hibma in oktober 1944 hoorde dat er iemand in de boekbinderij van Ravensbrück werd gevraagd, gaf ze toe dat ze Duits sprak en kon tekenen. In de binderij moest ze onder meer tijdschriften inbinden en kreeg ze opdracht geboortekaartjes voor SS-ers te tekenen. Ze kon er papier en potloden stelen en maakte er stiekem boekjes voor jarige medegevangenen: ‘Toen kon ik mensen tekenen, het kampleven vastleggen. Dat hield me gaande’ (Trouw, 21-4-1995). Haar tekeningen wist ze steeds te verbergen.

Op 1 maart 1945 moest Aat Breur-Hibma op transport naar het vernietigingskamp Mauthausen, maar een Franse kampvriendin die als arts in het kamp werkte, trok haar uit de rij en spelde haar het nummer van een overledene op. Breur-Hibma dook onder in een tuberculose-barak, waar de bewaaksters uit angst voor besmetting niet durfden te komen. Daar hielp ze mee als verpleegster en hield ze zich schuil. De bevriende arts en andere gevangenen deelden hun eten met haar. Desgevraagd tekende Breur-Hibma portretjes van de vrouwen en kinderen die stierven.

In april 1945 konden West-Europese vrouwen het kamp met een Rode Kruistransport verlaten, maar Aat Breur-Hibma bleef vrijwillig achter om voor de zieken te zorgen. Haar tekeningen gaf ze mee aan een vriendin, To Stoltz. Toen de SS uit angst voor de Russen Ravensbrück had verlaten, bleven de gevangenen alleen achter in het kamp. Aat Breur-Hibma en enkele medegevangenen richtten een noodhospitaal in en ontfermden zich ook over de achtergebleven mannen die ze in een onbeschrijflijke toestand hadden aangetroffen in een naastgelegen mannenkamp. Op 29 april 1945 werd Ravensbrück door de Russen bevrijd.

Na de oorlog

Aan het einde van haar gevangenschap hoorde Aat Breur-Hibma dat haar man al in 1943 was gefusilleerd. Ze moest nog tot eind juni 1945 wachten voor ze werd gerepatrieerd – ze kon onverwacht mee met een Franse delegatie. Bij haar ouders zag ze haar dochter en bij haar schoonouders haar zoon terug. Al snel bleek dat ze in het kamp tuberculose had opgelopen, en daarom moest ze naar een sanatorium in Davos. In totaal heeft ze bijna acht jaar gekuurd, in verschillende oorden.

In 1953 pakte Aat Breur-Hibma in Amsterdam haar werk als lerares weer op: ze gaf teken- en schilderles in het middelbaar onderwijs en cursussen voor volwassenen. Ze wilde niets liever dan een normaal gezinsleven, maar het contact met haar kinderen bleef moeizaam. Ze ervoer het huishouden als een zware last, had geldzorgen, was vaak ziek en leed onder haar kamptrauma’s. In 1978 verhuisde ze naar Hilversum, waar ze bleef werken als docente tekenen en schilderen. Ze maakte ook vrij werk, vooral landschappen in aquarel en portretten. Aat Breur-Hibma overleed op oudejaarsdag 2002 in het Slotervaartziekenhuis in Amsterdam, 89 jaar oud.

Betekenis

Na de oorlog sprak Aat Breur-Hibma 35 jaar lang met geen woord over haar kampervaringen en keek ze niet om naar haar kamptekeningen, die ze na de bevrijding van To Stoltz had teruggekregen. ‘Ik wilde gewoon vergeten’, zei ze later in een radio-interview (Een leven lang). Dat zwijgen verbrak ze toen Ageeth Scherphuis haar in 1980 vroeg voor het tv-programma Moeder, wat deed jij in de oorlog? Ze vertelde voor het eerst over haar ervaringen en op televisie werden ook enkele tekeningen getoond. Dochter Dunya zorgde ervoor dat het Rijksmuseum de tekeningen van haar moeder restaureerde en in beheer nam. Het museum stelde de tekeningen van april 1982 tot april 1983 ten toon op de afdeling Nederlandse geschiedenis onder de titel Tekeningen uit Ravensbrück. In 1983 bracht Dunya het boek Een verborgen herinnering uit, met behalve de tekeningen ook de verhalen van haar moeder en van de vriendinnen die het kamp hadden overleefd en met wie moeder en dochter samen hadden gesproken. Voor het comité Vrouwen van Ravensbrück gaf Aat Breur-Hibma voorlichting op scholen. In 1989 ontving ze de erepenning van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 en in 1998 de Yad Vashem-onderscheiding. Haar tekeningen worden op verschillende plaatsen tentoongesteld, onder meer in Ravensbrück.

Naslagwerken

Jacobs; Jacobs (2000); RKD; Scheen.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: persoonskaarten (Hibma, Adriana Klazina NL-SAA-6544893 en Hibma, Adriana NL-SAA-3630291).
  • USC Shoah Foundation: Interview 05964, Adriana Breur-Hibma, 1995.

Werk

Tekeningen van Aat Breur-Hibma bevinden zich in de collectie van het Rijksmuseum.

Publicatie

Mijn wandeling door het leven. (Tricht 1988). [Een keuze uit het teken- en schilderwerk ter gelegenheid van haar 75 verjaardag.]

Literatuur

  • Ageeth Scherphuis, Moeder, wat deed jij in de oorlog? (1980) [televisieprogramma, uitgezonden 4-5-1980].
  • Dunya Breur, Een verborgen herinnering. Tekeningen van Aat Breur uit Ravensbrück (Amsterdam 1983; 2de , herziene druk Nijmegen 1995).
  • Dunya Breur, Uit het schetsboek van Aat. Tekeningen van Aat Breur-Hibma (Tricht 1985).
  • ‘Een leven lang. Aat Breur’, 1993 [interview Radio 5, 3-6-1993].
  • Anet Barneveld en Annemarie Strijbosch, Verleden aanwezig (1994) [documentaire film over vijf vrouwen, onder wie Aat Breur-Hibma, die Ravensbrück hebben overleefd].
  • Barbara Berger, ‘Toen ik de luxe lijkenwagen zag, dacht ik: zoveel drukte voor één lijk?’, Trouw, 21-4-1995 [interview].
  • Sanne Aarsen, ‘Krijn Breur’, in: Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog, IISG [URL https://spanjestrijders.nl/bio/breur-krijn; geraadpleegd 15-11-2016].

Illustratie

  • Aat Breur-Hibma, door Bert Nienhuis, 1995 (Maria Austria Instituut, Amsterdam).
  • Aat Breur-Hibma, ‘De grote tent’, Ravensbrück, 1944 (Sander en Gerbren Breur/Rijksmuseum, Amsterdam)

Auteur: Linda Modderkolk

laatst gewijzigd: 05/07/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.