Mauhs, Else (1885-1959)

 
English | Nederlands

MAUHS, Alwine Julie Else (geb. Mülheim aan de Ruhr, Duitsland 25-1-1885 – gest. Amsterdam 22-1-1959), toneelspeelster. Dochter van Heinrich Mauhs (gest. voor 1899), beeldhouwer, en Auguste Künzel. Else Mauhs trouwde op 10-3-1915 in Rotterdam met Meyer Emanuel Abraham Poons (1877-1971), antiquair. Bij dit huwelijk werd 1 driejarige dochter door de vader erkend.

De vader van Else Mauhs overleed drie maanden vóór haar geboorte. Haar moeder hertrouwde in 1899 met de Amsterdamse zakenman Carolus Ronsdorf. In dat jaar verhuisde Else naar de Lijnbaansgracht in Amsterdam, waar ze naar de School voor Vocale en Dramatische Kunst ging. Vervolgens studeerde ze concertzang bij Cateau Esser en toneel bij Hermann Schwab. Ze sloeg een engagement af bij de Franse toneelvernieuwer en theaterdirecteur André Antoine en debuteerde in 1903 bij Het Rotterdamsch Tooneel in Muisje van Pailleron. In deze tijd hongerde zichzelf uit met fruit- en citroensapkuren om zo slank te worden als haar Franse idool Sarah Bernhardt. In 1910 ging ze ongehuwd samenwonen met de schatrijke joodse zakenman Max Poons, met wie ze in 1912 een dochter kreeg: Inga. Mauhs en Poons trouwden in 1915. Hun relatie zou tot 1925 standhouden.

Else Mauhs speelde tot 1917 in Duitse en Franse blijspelen, tot 1912 onder de romantische regie van Louis Moor. Toen Eduard Verkade haar een seizoen regisseerde, ontdekte hij haar tragische talent. In 1917 sloot Mauhs zich aan bij Het Hofstad-Tooneel van haar collega Cor van der Lugt Melsert. Met distinctie en psychologisch inzicht speelde ze hoofdrollen in moderne Nederlandse stukken zoals de titelrol in Eline Vere van het echtpaar Couperus. In 1919 verbond ze zich aan de ‘Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel’ te Amsterdam, het eerste seizoen onder Verkade en daarna nog een jaar onder Willem Royaards. In 1921-1922 speelde ze weer onder Verkade, die haar bij De Haghespelers meer ruimte gaf, onder meer in Njoe van O. Dymow (1922). Jarenlang zwalkte ze van het ene engagement naar het andere: bij Cor Ruys (1922-1924), weer bij  Verkade, bij Het Rotterdamsch-Hofstadtooneel (1925-1928), onder meer in de romantische travestierol in Het adelaarsjong (1928) van Edmund Rostand, en een eindeloze reeks gastrollen.

Tussendoor, in 1927-1929, gaf ze nog twee jaar les aan de Toneelschool. Pas toen ze in 1933 met Ko Arnoldi en Jan Musch haar eigen gezelschap Het Masker oprichtte, kwam er lijn in haar loopbaan. Als haar meest indrukwekkende creatie gold de titelrol in Elisabeth de vrouw zonder man van André Josset: de koningin van Engeland die haar geliefde graaf Essex ter dood veroordeelt en in de slotscène volkomen ontredderd de oorzaak van haar jeugdtrauma onthult. In 1934 kreeg Mauhs van haar collega Theo Mann-Bouwmeester de naar haar genoemde ring als eerbewijs aan haar spel.

De hongerkuren uit het begin van haar loopbaan hadden de gezondheid van Else Mauhs sterk  aangetast. Ze woog in de jaren 1930 nog maar 35 kilo en moest herhaaldelijk optredens afzeggen. In 1940 trok ze zich geheel van het toneel terug. Ze weigerde in de bezettingsjaren principieel lid te worden van de Kultuurkamer. Toen ze hoorde dat haar joodse man, van wie ze gescheiden leefde, naar het doorgangskamp Westerbork was gedeporteerd, ging ze zelf naar de Sicherheitsdienst om hem vrij te krijgen. Met haar acteertalent en haar na alle jaren nog vlekkeloze Duits slaagde zij hierin.

In 1947-1948 heeft Mauhs nog aan de Toneelschool gedoceerd. Ze trad af en toe op voor Radio Herrijzend Nederland en nog eenmaal als Elisabeth bij het zestigjarig jubileum van de Amsterdamse Stadsschouwburg in 1954. Else Mauhs overleed kort voor haar 74ste verjaardag en is begraven op Zorgvlied. Haar oud-leerling Jaap Harten schreef in 1984 een geromantiseerde biografie van haar.

 

Naslagwerken

BWN; Honig; Theaterencyclopedie.

Archivalia

Beeld en Geluid, Hilversum: diverse fragmenten (o.a. beelden van haar begrafenis en een gesproken herdenking van Johan de Meester).

Rollen

Een overzicht van haar belangrijkste rollen is als bijlage opgenomen in Harten (1984).

Literatuur

  • J.L. Walch, Ons hedendaagsch tooneel (Leiden 1922) 110-112.
  • Simon Koster, Else Mauhs (Amsterdam 1926).
  • J.W. Broedelet, Tien tooneel-portretten (Den Haag z.j. [1926]) 103-112.
  • ‘Else Mauhs en het Vereenigd Tooneel’, Het Tooneel 15 (1929-1930) 28-29.
  • Jaap Harten, ‘Else Mauhs (en collega’s)’, in: idem, Operatie Montycoat (Amsterdam 1964) 66-69.
  • E.F. Verkade-Cartier van Dissel, Eduard Verkade en zijn strijd voor een nieuw toneel (Zutphen 1978).
  • Jaap Harten, Else Mauhs. De ontvoering van een legende (Amsterdam 1984).

Illustratie

Else Mauhs. Atelier J. Merkelbach, 1926 (Stadsarchief Amsterdam).

 

Auteur: Redactie (dit lemma is o.a. gebaseerd op het BWN-lemma van Ben Albach)

laatst gewijzigd: 02/10/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.