Meijsing, Maria Johanna (1947-2012)

 
English | Nederlands

MEIJSING, Maria Johanna, vooral bekend als Doeschka Meijsing  (geb. Eindhoven 21-10-1947 – gest. Amsterdam 30-1-2012), schrijfster. Dochter van Josephus Nicolaas Meijsing (1929-2004), jurist, en Alida Elvira Johanna Schouten (1919-2010). Doeschka Meijsing trouwde op 4-10-1999 met Xandra Schutte (geb. 1963), journaliste. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Doeschka Meijsing groeide op in een intellectueel katholiek gezin in Haarlem met een oudere broer en een jongere broer en zus. Haar roepnaam Marjan werd al snel vervangen door Doeschka, een personage uit De bruiloft der zeven zigeuners van A. den Doolaard dat net als de latere schrijfster donker haar, felle ogen en een eigenzinnig karakter had. De verhoudingen binnen het gezin waren afstandelijk en met haar moeder had Doeschka een moeilijke relatie. Het feit dat haar moeder haar soms voor ‘wisselkind’ uitmaakte, leidde ertoe dat bij Doeschka de overtuiging postvatte dat ze geen echt kind was van haar ouders. Al op haar twaalfde begon ze met schrijven en in de vierde klas van het Haarlemse R.K Gymnasium voor Meisjes Sancta Maria had ze vier (nooit gepubliceerde) romans af. Haar grote voorbeeld was Françoise Sagan, die op haar achttiende een roman schreef die haar op slag beroemd maakte. Vanaf eind 1961 hield Doeschka Meijsing een dagboek bij.

Schrijverschap

Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde Doeschka Meijsing Nederlands en Algemene Literatuurwetenschap. Met het verhaal ‘I’ve got a bird that whistles’, ontleend aan een song van Bob Dylan, debuteerde Doeschka Meijsing in 1969 in het literaire tijdschrift Podium. Van 1971 tot 1976 was ze docent Nederlands op het Amsterdamse Ignatius College en vervolgens twee jaar wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. In 1974 verscheen haar debuutbundel De hanen en andere verhalen, die door de Haagse Post tot afschuw van Meijsing als ‘vrouwenboek’ werd bestempeld. Haar reactie daarop in NRC Handelsblad: ‘Er is een feminien gezichtspunt en er is een feminiene denkwijze, maar je vindt die bij vrouwen en mannen. Als je feministe bent moet je de feministische manier van denken naar voren brengen. Ik doe dat niet. In zoverre ben ik in mijn schrijven geen feministe’ (NRC Handelsblad, 16-5-1975). Samen met auteurs als Dirk Ayelt Kooiman, Nicolaas Matsier en Frans Kellendonk werd Meijsing aanvankelijk tot de ‘academische’ schrijvers gerekend, representanten van het ‘Revisorproza’, dat als moeilijk toegankelijk te boek stond.

Na haar romandebuut Robinson (1976) bouwde Meijsing gestaag aan een even rijk als gevarieerd oeuvre. Beeldend geschreven en knap geconstrueerde romans, zoals het met de Multatuliprijs bekroonde Tijger, tijger! (1980) wisselde ze af met korte verhalen, poëzie en essays, met vooral in het begin aanwijsbare invloeden van Nabokov, Borges en Vestdijk. Intussen werkte ze van 1977 tot 1987 bij Vrij Nederland, waar ze samen met Carel Peeters de boekenbijlage ‘Republiek der Letteren’ verzorgde. Over haar ontslag bij dit weekblad, dat het gevolg was van slopende conflicten en intriges op de  ‘gedemocratiseerde’ redactie, zei ze in Opzij (november 1997): ‘Die breuk deed meer pijn dan de breuk met mijn eerste geliefde, twee jaar eerder’. Hierna was ze tot 1998 literair recensent van het weekblad Elsevier, daarna columnist van De Groene Amsterdammer en publicist in diverse andere media. Na een liefdesrelatie met germaniste en vertaalster van Duitse literatuur Gerda Meijerink van elf jaar (waarvan er naar eigen zeggen tien slecht waren) kreeg Meijsing in 1993 een relatie met de zestien jaar jongere Xandra Schutte, met wie ze in 1999 trouwde.

In 1997 ontving Doeschka Meijsing de tweejaarlijkse Annie Romeinprijs voor haar hele oeuvre. De jury prees haar authentieke schrijftrant en de emotionele kracht van haar werk: ‘Mannen en vrouwenrollen, hetero- en homorelaties worden allemaal volstrekt gelijkwaardig behandeld, waarmee Doeschka Meijsing een vanzelfsprekende bijdrage heeft geleverd aan de emancipatie van vrouwen en mannen’, aldus het juryrapport.

Schaamte en liefde

Niet alleen als auteur, ook als persoon maakte Doeschka Meijsing op het eerste gezicht een nogal ongenaakbare indruk, wat naar eigen zeggen samenhing met haar schaamte en het gevoel een eeuwige buitenstaander te zijn. Haar alcoholverslaving, waarmee ze haar gezondheid ondermijnde, kan daaraan mede ten grondslag hebben gelegen. Achter haar scherpzinnige humor en superieure zelfspot ging een grote kwetsbaarheid schuil. In de loop der jaren liet ze daarvan steeds meer zien in haar werk, dat in toenemende mate autobiografisch werd, zonder in plat realisme te vervallen. Met haar voor de AKO-literatuurprijs genomineerde roman De tweede man brak Doeschka Meijsing in 2000 door bij een groot publiek. Een belangrijke inspiratiebron bleef haar jeugd. In de roman 100% chemie (2002) reconstrueerde ze de verhouding tot haar Duitse moeder, die in de jaren dertig naar Nederland was gekomen en het gezin in de naoorlogse, fel anti-Duitse jaren vijftig de status van buitenbeentje verschafte. Samen met haar jongere broer, de schrijver Geerten Meijsing, publiceerde Doeschka Meijsing in 2005 de misdaadroman Moord en doodslag, waarvan de titel ook een verwijzing was naar hun gecompliceerde onderlinge verhouding en rivaliteit.

Doeschka Meijsings roman Over de liefde, in 2008 bekroond met de AKO-literatuurprijs, gaat over de zestigjarige lesbische archeologe Pip die wordt verlaten door haar veertien jaar jongere geliefde Jula. Het was toen al een publiek geheim dat deze intieme roman een gefictionaliseerde versie was van haar scheiding van journaliste Xandra Schutte. Meijsings alter ego Pip stond volgens de schrijfster model voor veel vrouwen van rond de zestig, behorend tot een generatie sterke vrouwen. ‘Over mijn boek kun je zeggen: Kijk daar gaat Pip, ze is aantrekkelijk, ze is vitaal. Wat een leuke vrouw’ (NRC-Handelsblad, 22-2-2008). Overigens was Xandra Schutte samen met Meijsing aanwezig bij de prijsuitreiking.

Psychisch ongebroken maar fysiek gesloopt, overleed Doeschka Meijsing op 30 januari 2012, op 64-jarige leeftijd, aan de complicaties van een zware operatie.

Postuum

Na de dood van Doeschka Meijsing werkte Xandra Schutte, die haar literaire nalatenschap beheerde, mee aan de publicatie van Het kauwgomkind, een bundel – deels nooit eerder verschenen – korte verhalen en aan een uitgave van Meijsings (door Ben Peperkamp en Annette Portegies uitvoerig geannoteerde) Dagboeken 1961-1987, onder de titel En liefde in mindere mate. Daarin is de ontwikkeling van het schrijverschap van Meijsing in combinatie met haar gecompliceerde privéleven op de voet te volgen.

Naslagwerken

Bork; Schrijvende vrouwen: Van Bork/Verkruijsse.

Publicaties

Behalve de hierboven genoemde titels onder andere:

  • De kat achterna (Amsterdam 1977).
  • Utopia of De geschiedenissen van Thomas (Amsterdam 1982).
  • Paard Heer Mantel (Amsterdam 1986) [gedichten].
  • Beer en Jager (Sprookjes) (Amsterdam 1987).
  • Hoe verliefd is de toeschouwer? (Amsterdam 1988) [essays].
  • De beproeving (Amsterdam 1990).
  • Vuur en zijde. (Amsterdam 1992).
  • Beste vriend (Amsterdam 1994) [verhalen].
  • De weg naar Caviano (Amsterdam 1996).
  • En liefde in mindere mate. Dagboeken 1961-1987. Geselecteerd, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Ben Peperkamp en Annette Portegies (Amsterdam 2016).

Literatuur

  • Reinjan Mulder, ‘Doeschka Meijsing: Ik ga uit van de verbeelding’, NRC Handelsblad, 16-5-1975 [interview].
  • Tom van Deel, ‘Bouwen gaat zó’, De Revisor 3 (1976) nr. 3, 10-16.
  • Jan Brokken, ‘Ik wil de bourgeoisie wel aanvallen, maar dan op een nette manier’, in: idem, Het volle literaire leven (Amsterdam 1978) 228-240 [interview].
  • Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, ‘Doeschka Meijsing. De geschiedenis van een fascinatie’, in: Het nieuwe proza (Amsterdam 1978) 160-187.
  • Carel Peeters, ‘Doeschka Meijsing. De mooie Florentijn en het verlangen’, in: Houdbare illusies (Amsterdam 1984) 15-46.
  • Xandra Schutte, ‘De sprong van het geitje uit de klok. Over de lichtheid van het proza van Doeschka Meijsing’, Lust & gratie 33 (1992) 29-42.
  • W.A.M. de Moor, ‘Verlies het doel niet uit het oog. De ontwikkeling van Doeschka Meijsings proza’, Ons Erfdeel 38 (1995) nr. 1, 653-664.
  • Colet van der Ven, ‘Ik heb te lang mijn verdriet gekoesterd. De diepe dalen en hoge toppen van Doeschka Meijsing’. Opzij, november 1997 [interview]
  • Elsbeth Etty, Dames gaan voor. Nieuwe Nederlandse schrijfsters van Hella Haasse tot Connie Palmen (Amsterdam 1999) 172-173.
  • Elisabeth Lockhorn, ‘Doeschka Meijsing: “Eenzaamheid draag je bij je als een stempel”’, Opzij, 1-7-2005.
  • Elsbeth Etty, ‘Ik wilde de teugels strak houden. Doeschka Meijsing over verdriet en schaamte bij het vertrek van een geliefde’, NRC-Handelsblad, 22-2-2008 [interview].
  • Elsbeth Etty, ‘Soeverein en met zelfspot overwon ze de schaamte’, NRC-Handelsblad, 1-2-2012 [necrologie].

Illustratie

Doeschka Meijsing, door Jos Lammers, 1999 (Hollandse Hoogte).

Auteur: Elsbeth Etty

laatst gewijzigd: 11/12/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.