© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Yura Hollander, Noordzij, Pieternella Margaretha, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Noordzij [23/11/2017]
NOORDZIJ, Pieternella Margaretha, ook bekend onder de pseudoniemen Marie Claire Loupard en P. Noorthey (geb. Rotterdam 17-10-1923 – gest. Thonon-les-Bains, Frankrijk 7-9-2003), schrijfster, dichteres. Dochter van Arie Noordzij (1892-1954), directeur van Philips Gloeilampfabrieken, en Jacoba Christina Bosselaar (1892-1979), onderwijzeres. Nel Noordzij trouwde (1) op 1-3-1949 in Eindhoven met Nicolaas Meine Fernhout (1918-1995), koopman; (2) na echtscheiding (7-11-1950 in Eindhoven) op 19-12-1955 in Amsterdam met Gerrit Hendrik van Breevoort (1925-2011), zakenman. Uit huwelijk (2), dat op 1-9-1964 in Amsterdam werd ontbonden, werden 1 dochter en 2 zoons geboren.
Nel Noordzij groeide met haar oudere broer Jacob op in Rotterdam, en vanaf 1934 in Eindhoven, waar haar vader werkte bij Philips. Van een jeugd in hecht gezinsverband was nauwelijks sprake: als kind had Nel last van astma en daarom stuurden haar ouders haar regelmatig naar Arosa (Zwitserland). Ook verbleef zij in diverse kindertehuizen. Uiteindelijk behaalde ze in Arnhem, waar zij op het internaat Klein Tadema State zat, haar mms-diploma.
Op haar achttiende verhuisde Nel Noordzij naar een etage aan de Koningslaan in Amsterdam om een opleiding tot verpleegster te volgen in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis. De oorlog was inmiddels uitgebroken en ’s nachts bracht ze voedselbonnen langs bij Joodse onderduikers. De opleiding maakte zij niet af: een patiënt besmette haar met difterie, waardoor ze ernstig ziek werd. Bij de kennissen die haar verzorgden, ontving Noordzij naar eigen zeggen de culturele opleiding die ze als kind nooit had gekregen. Ze maakte er onder meer kennis met het werk van Plato, Hegel en Rilke en luisterde naar de muziek van Mahler. Eenmaal hersteld ging Noordzij pedagogiek studeren aan de Vrije Universiteit, maar de oorlog maakte het onmogelijk de studie af te maken.
Na de oorlog, van 1947 tot 1952, volgde Noordzij in Den Haag de vakopleiding tot grafologe (: handschriftdeskundige). Het huwelijk dat ze in 1949 sloot met Nicolaas Fernhout, hield geen stand. Naast haar opleiding werkte ze bij het Laboratorium voor Toegepaste Psychologie in Amsterdam en bij de Zaanse stichting voor Personeelsbeleid en Bedrijfspsychologie in Wormerveer. Noordzij trouwde in 1955 voor de tweede keer, met Gerrit van Breevoort. Ze kregen drie kinderen: Aart-Job (?), Jeanine (?) en Norbert Christiaan (1960). Gerrit toonde weinig belangstelling voor de publicaties van zijn vrouw en was niet gelukkig met de ophef die ontstond naar aanleiding van haar werk. Dat gaf spanningen, en in 1964 eindigde ook Noordzij’s tweede huwelijk in een echtscheiding.
Schrijven als tijdverdrijf
Noordzij bleef kampen met gezondheidsproblemen: sinds ze in 1943 in een trein had gezeten die werd beschoten, had ze last van claustrofobie. Bovendien had ze aan de besmetting met difterie hartproblemen overgehouden. Om de tijd te doden begon ze in die periode verhalen en gedichten te schrijven. Met Geen eten (1954) won ze de verhalenwedstrijd voor aankomend talenten, uitgeschreven door de VARA. De Arbeiderspers wilde naar aanleiding van deze publicatie meer werk van Noordzij uitgeven. Dat was het begin van haar relatief korte, maar roerige schrijverscarrière.
Het kan me niet schelen (1955) was de tweede en bekendste roman van Noordzij. De thema’s liefde, seksualiteit en isolement in combinatie met het uitgesproken, directe taalgebruik en de fragmentarische stijl deden veel stof opwaaien. De thematiek loopt als een rode draad door haar gehele oeuvre. Daarnaast ondervinden de hoofdpersonages, veelal vrouwen, in haar prozawerk de hinder van fysieke of psychische trauma’s: zij worstelen met de afzondering die deze trauma’s met zich meebrengen.
Noordzij publiceerde tegen het einde van haar literaire carrière Notities van een norse dame (1959) onder het pseudoniem Marie Claire Loupard. Ze verzette zich met dit werk tegen de literaire kritiek. Het feit dat de recensenten in de filosofische dagboekaantekeningen van de norse dame niet meteen de hand van Noordzij herkenden, zag ze als het bewijs van hun grilligheid. Terwijl haar proza veel negatieve kritieken had gekregen, werd dit werk namelijk onverdeeld positief ontvangen.
Psychologe
Rond 1961, vlak na de geboorte van haar derde kind en ontmoedigd door de felle reacties op haar werk en het gebrek aan ondersteuning vanuit haar toenmalige uitgeverij De Bezige Bij, besloot Noordzij te stoppen met schrijven. Ze studeerde psychologie en behaalde in 1972 de Amerikaanse doctorstitel, Ph.D. Psychology. Als vrijgevestigd psychotherapeut behandelde ze in haar eigen praktijk enkele jaren volwassenen met een fobie. Ook publiceerde ze over parapsychologie. Naast proza en poëzie schreef Noordzij enkele literair-kritische stukken voor bekende dagbladen, zoals de NRC en De Telegraaf.
Vanwege haar astmatische aanleg vertrok Noordzij op latere leeftijd, in de jaren tachtig, naar Thonon-les-Bains, een Franse gemeente aan de zuidelijke oever van het meer van Genève, waar ze veel schilderde. Op 7 september 2003 stierf ze daar op 79-jarige leeftijd.
Betekenis
Noordzij past in de traditie van de naoorlogse literatuur – met Anna Blaman, Willem Frederik Hermans en Gerard Reve als belangrijke vertegenwoordigers – die zich kenmerkte door gedesillusioneerde hoofdpersonen met een ontgoocheld wereldbeeld. Vanwege de feministische thematiek en het provocerende karakter werd haar werk zeer kritisch besproken door critici als Kees Fens. Noordzij oogstte echter ook waardering voor de manier waarop zij met psychologisch inzicht de interne strijd van haar personages schetste. Hella Haasse, met wie zij veel omging, noemde haar ‘de pionier van het onbedrieglijke’, omdat Noordzij de diepste gevoelens van haar personages expliciet verwoordde en daarbij de stijl ondergeschikt maakte aan de inhoud. Feministische thematiek – zoals die tot uiting komt in het onbehagen dat haar vrouwelijke personages uitdrukken, de geïsoleerde positie die zij innemen vanwege hun vrouw-zijn en in hun hang naar sociale en seksuele autonomie – wordt als een belangrijk aspect van haar werk beschouwd.
Naslagwerken
Van Bork/Verkruijsse; Kritisch Lexicon.
Archivalia
Letterkundig Museum, Den Haag: niet nader gecatalogiseerde archivalia en brieven van/aan Nel Noordzij.
Publicaties
- Bij nader inzien (Amsterdam 1954).
- Met de hand op een boomtak (Amsterdam 1955).
- Een minnaar in de handpalm (Den Haag 1957).
- Variaties op een moederbinding (Amsterdam 1959).
- De schuldvraag (Amsterdam 1961).
- Een etmaal leven (Amsterdam 1964).
Zie voor een volledig overzicht het Kritisch Lexicon.
Literatuur
- Pierre Dubois, ‘Het aandeel van de vrouw in de Noordnederlandse letteren’, Nieuw Vlaams Tijdschrift 10 (1956) nr. 1, 440-442.
- Ellen de Jong de Wilde, ‘Een dag op zee met de lichte meeuwen, een dag op zee is genoeg’, ‘t Kofschip 15 (1987) nr. 4, 53-54.
- Maaike Meijer, De lust tot lezen (Amsterdam 1988).
- Margriet Prinssen en Lucie Th. Vermij, Schrijfsters in de jaren vijftig (Amsterdam 1991) 139-147.
- Petra Veeger, Manoeuvres. Proza uit de jaren vijftig en zestig: over Hella Haasse, Nel Noordzij, Aya Zikken, Andreas Burnier (Delft, 1996) 49-88.
- Marianne Vogel, ‘Ik was een buitenbeentje: Nel Noordzij en het naoorlogse klimaat’, Literatuur 15 (1998) 231-238.
Illustratie
Nel Noordzij, door Hans de Boer, ca. 1960 (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).
Auteur: Yura Hollander
laatst gewijzigd: 23/11/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.