© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Lisa Kuitert, Otten, Elisabeth, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Otten [11/11/2016]
OTTEN, Elisabeth (geb. Amsterdam 27-10-1873 – gest. Düsseldorf, Duitsland 22-1-1931), vertaalster, zangeres en promotor van de Nederlandse literatuur in Duitsland. Dochter van Pieter Franciscus Otten (1821-1896), arts, en Emma Behrens (1849-?). Else Otten had vanaf 1911 een relatie met Helene Siegfried-Aichele (1867-1966), schrijfster en zangeres.
Elisabeth (Else) Otten werd geboren in Amsterdam als dochter van een Nederlandse arts en diens derde vrouw, die afkomstig was uit Uelzen, een plaatsje bij Hannover. Else had zes oudere halfbroers en -zussen, een volle oudere zus en een volle jongere broer. Het omvangrijke gezin woonde aanvankelijk op verschillende adressen in de grachtengordel. Toen Else negen jaar was, verhuisde het gezin naar Zwitserland, en daarna naar Karlsruhe, Frankfurt am Main en ten slotte – vanaf 1890 – Berlijn. In Berlijn zou Else Otten de rest van haar leven blijven wonen. Duits werd haar tweede taal. Ook leerde ze Frans, Engels en Spaans. Op 31 december 1895 verscheen haar eerste vertaling in Zeitgeist, een bijlage van het Berliner Tageblatt. Het was een korte novelle van Justus van Maurik getiteld Grog américain. In een interview zou ze later verzuchten dat dit niet vanzelf was gegaan: maar liefst veertig kranten en tijdschriften hadden het verhaal afgewezen (Volksbelang, 30-3-1912).
Simultaan vertalen
Else Otten hield de Nederlandse literaire ontwikkelingen bij via De Nieuwe Gids, De Gids, Groot Nederland en dagbladen. Zo kwam ze op het spoor van recent verschenen romans en novellen, die ze dan op eigen initiatief vertaalde. Pas als er een uitgever belangstelling had getoond, ging ze in onderhandeling. Ze verkocht de vertaling dan aan de hoogstbiedende uitgever. Ook deed ze haar best om vertalingen van korte verhalen aan tijdschriften te slijten. Soms bleven haar vertalingen jarenlang op de plank liggen.
Vanaf omstreeks 1910 had Else Otten in Berlijn een kantoor met secretariële ondersteuning. Ze vertaalde simultaan terwijl ze voorlas en dicteerde zo de vertaling zonder omhaal aan een secretaresse. Zo werkte ze aan verschillende teksten tegelijk. Over haar werkwijze zei ze later in een interview: ‘Ik werk zoo raar. Ongeregeld als geen tweede, schrijven doe ik zelden. Ik dicteer alles. Soms vijf dagen achtereen, 8 à 10 uur per dag. Mijn stenotypiste heeft dan ongeveer twee maanden werk. Vroeger had ik een heel bureau, dan dicteerde ik eerst de een, dan den ander en zoo verder. Als een boek gauw af moest, was dat de snelste weg’ (De Telegraaf, 29-10-1927). Otten maakte ook reclame voor de auteurs van wie zij werk had vertaald. Dat was niet uit altruïsme, maar omdat zij zelf de contacten met de uitgevers onderhield, als een soort literair agente.
Else Otten vertaalde werk van W.G. van Nouhuys, M.L.G. van Loghem, Louis Couperus, Jo van Ammers-Küller, Augusta de Wit, Herman Heijermans (met wie ze in een conflict verzeild raakte) en Frederik van Eeden (met wie ze persoonlijk bevriend raakte). Rond 1911 had Otten al vijftig romans uit het Nederlands in het Duits vertaald. Na de Eerste Wereldoorlog vertaalde ze ook veel Vlaamse schrijvers. In 1912 werd ze benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Haar talenten reikten verder dan literair taalgevoel. Zo had ze zangles gehad van Mathilde Mallinger en trad ze op als concertzangeres. In later jaren maakte ze interviews met beroemdheden voor Duitse bladen.
‘Roaring twenties’
Een foto uit de jaren twintig toont Else Otten als een amazone, colbert aan, strikje voor, in een strakke lange broek en met een sigaret in de linkerhand: toonbeeld van de vrijgevochten vrouw, in het tijdperk van de ‘Roaring Twenties’ in Berlijn. Over de stad zei ze zelf: ‘Er is in Berlijn zooveel dat belangwekkend is en om mee te kunnen doen in het voortvarend levensrhythme van die stad, moet je meer naar overmorgen neigen dan naar morgen’ (De Telegraaf, 29-10-1927). Ze groeide uit tot een mondaine societyfiguur, ontving dagelijks gasten en gaf ieder jaar een groot feest waar ook filmsterren kwamen. Otten had huishoudelijk personeel en was financieel onafhankelijk.
Daarbij moest Otten tegen vooroordelen op boksen. Als zij onder haar volledige naam vertalingen opstuurde, kwamen ze vaak retour, maar datzelfde werk werd aangenomen als ze er sekseneutraal ‘E. Otten’ onder zette. Ze voelde zich betrokken bij de vrouwenstrijd. Zo vertaalde ze in 1906 het geruchtmakende boek van Cécile de Jong van Beek en Donk (Hilda van Suylenburg) in het Duits. Otten was weliswaar ‘geen type á la suffragette’ zoals een journalist van het Algemeen Handelsblad schreef (5-1-1909), maar kleedde zich wel afwijkend met ‘sportblouses met boord, das en manchetten’. Vanaf 1911 leefde ze samen met de concertzangeres Helene Siegfried-Aichele, zes jaar ouder dan Else en moeder van twee dochters uit haar huwelijk met de auteur Walther Siegfried. Ook Helene had een opleiding voor concertzangeres gevolgd. Ze woonden samen in Berlijn maar hadden ook een buitenhuis in het Zwarte Woud, het Hüsli in Rothaus.
Otten had een zwakke gezondheid, moest regelmatig kuren en raakte op latere leeftijd gehandicapt. Toch bleef ze reizen en werken. Op 22 januari 1931 stierf zij, 57 jaar oud, in een ziekenhuis in Düsseldorf.
Betekenis
Else Otten maakte naam met haar vertalingen van Nederlands literair werk in het Duits. Mede door haar activiteiten groeide in Duitsland de belangstelling voor Nederlandse literatuur. Dikwijls prijkte haar naam op het omslag van een door haar vertaald boek, onder de naam van de auteur. Zelf zei ze dat dat een commerciële reden had: een door Otten vertaald boek was een goed boek. Frederik van Eeden noemde haar vanwege haar ‘razende jacht op succes’ een (over)ambitieuze, te commerciële vrouw. Literatuurwetenschapper Rein Zondergeld meent dat de kwaliteit van haar vertaalwerk overschat is. Otten heeft nooit een prijs gekregen voor haar rol als intermediair, hoewel de Nederlandse gezant in Berlijn haar daarvoor wel voordroeg. De minister vond het niet fair het werk van de vertaalster te bekronen, terwijl dat van de oorspronkelijke schrijvers geen prijs zou krijgen. Helemaal vergeten is ze niet, want in 1999 werd de Else Otten Prijs in het leven geroepen door het Nederlands Letterenfonds en het Literarisches Colloquium Berlin. De prijs wordt nog altijd tweejaarlijks toegekend, door het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) en het Nederlands Letterenfonds aan de beste Duitse vertaling van een oorspronkelijk Nederlandstalig literair werk.
Publicaties
Zie het overzicht op Wikipedia.
Literatuur
- Interviews in Het Volksbelang 30-3-1912; De Telegraaf 29-10-1927; Arnhemsche courant, 27-1-1912.
- Jaap Grave, Zulk vertalen is een werk van liefde. Bemiddelaars van Nederlandstalige literatuur in Duitsland 1890-1914 (Nijmegen 2001).
- Rein Zondergeld, ‘De wouden van Mykene. Else Otten als vertaalster van Couperus’, Arabesken. Tijdschrift van het Louis Couperus Genootschap 15 (2007) nr. 30, 35-39.
- K. Veen, Couperus bij de buren. Een onderzoek naar de uitgaven van het werk van Louis Couperus bij Duitse uitgevers tussen 1892 en 1973 (Culemborg 2015).
Illustratie
Else Otten, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Bijzondere Collecties, Universiteit van Amsterdam).
Auteur: Lisa Kuitert
laatst gewijzigd: 11/11/2016
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.