Poot, Wilhelmina Anna (1867-1952)

 
English | Nederlands

POOT, Wilhelmina Anna, vooral bekend als Willy Hofman-Poot (geb. Den Bosch 17-6-1867 – gest. Haarlem 2-5-1952), politica, een van de eerste twee vrouwelijke wethouders in Nederland. Dochter van Cornelis Martinus Poot (1834-1913), commies Rijksbelastingen, en Wilhelmina Anna Henebiens (1832-1894). Wilhelmina Poot trouwde op 5-8-1897 in Rotterdam met Johannes Teunis Hendrikus Hofman (1871-1938), onderwijzer. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren.

Wilhelmina (Willy) Poot werd geboren als eerste in een gezin met vier kinderen. Haar vader was commies (verificateur) bij de Rijksbelastingen in Rotterdam. Het gezin verhuisde in 1871 naar Middelburg en later naar Zwijndrecht, waar Willy de lagere school bezocht, en Schiedam, waar ze een opleiding tot onderwijzeres volgde. Ze was in Schiedam ook op catechisatie bij dichter-dominee François Haverschmidt (ps. Piet Paaltjens). Opgroeiend in een liberale omgeving ontwikkelde Willy al vroeg politieke en maatschappelijke belangstelling. Zij ergerde zich aan de achtergestelde positie van vrouwen, zoals het feit dat zij geen stemrecht hadden.

In 1887, kort na het behalen van haar onderwijsakte, werd Willy Poot benoemd tot onderwijzeres aan de openbare lagere school in het Zuid-Hollandse Simonshaven. Later stond ze voor de klas in het Gelderse Herwijnen en in het Noord-Brabantse Moerdijk. Op haar huwelijk in 1897 met de in Moerdijk geboren onderwijzer Jan Hofman volgde automatisch ontslag. Het echtpaar Hofman-Poot verhuisde naar Noord-Holland; eerst naar Uitdam en in 1907 naar Oostzaan, waar Jan hoofd werd van de openbare Zuiderschool. Inmiddels waren twee dochters geboren: Wilhelmina Anna (1900) en Johanna Everdina Cornelia (1905). Wilhelmina (Wil) zou later op de school van haar vader handwerkles geven.

Gekozen door mannen

Willy Hofman-Poot was al geruime tijd lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht toen ze rond 1908 voorzitster werd van de afdeling Oostzaan. Die organiseerde bij haar thuis toneelavonden, waar de man-vrouwverhoudingen op luchtige wijze aan de orde werden gesteld. In 1919 haalde de Liberale Unie (later: De Vrijheidsbond/Liberale Staatspartij) haar over om zich kandidaat te stellen bij de gemeenteraadsverkiezingen in Oostzaan. Vrouwen hadden toen nog geen actief kiesrecht bij raadsverkiezingen, maar konden zich wel kandidaat stellen. Behalve Hofman-Poot werd ook de sociaal-democrate H. Dirksen-van Dijk gekozen – beiden werden op 2 september 1919 als raadslid geïnstalleerd. Dirksen deed er het zwijgen toe, maar Hofman-Poot vroeg meteen het woord: ze dankte de Oostzaanse mannen ‘die den moed hadden met den ouden sleur te breken en die zoo verstandig waren (…) nu eens hun keuze op een vrouw te vestigen’ (raadsvergadering 2-9-1919). Het vrouwelijk inzicht was ook in de gemeentelijke huishouding volgens haar onmisbaar. Bestuurlijk-politieke ervaring had zij nauwelijks, daarom begon ze haar werk naar eigen zeggen ‘met eenigen schroom’. In dezelfde raadsvergadering werd Hofman-Poot met zeven van de elf stemmen tot wethouder gekozen. Op dezelfde dag gebeurde dat ook met Stiena Ruypers-Erens in het Limburgse Valkenburg. Zij waren daarmee de eerste twee vrouwen in Nederland die dit ambt vervulden.

‘Rooie wethouder’

Na haar benoeming ontving Hofman-Poot felicitaties uit alle delen van het land. In september 1920 werd zij ook aangewezen als locoburgemeester. Tot ambtenaar van de burgerlijke stand wilde ze niet worden benoemd omdat ze dan huwelijken zou moeten voltrekken. Hoewel ze zelf ook getrouwd was, kon Hofman-Poot zich niet verenigen met de toen geldende huwelijkswetgeving, waarin de vrouw ondergeschikt was aan de man.

Op haar nadrukkelijke verzoek kreeg wethouder Hofman-Poot een bredere portefeuille dan onderwijs en ziekenzorg die haar waren toebedacht. Ze zette zich in voor de aanleg van gas, water en elektra in een tijd waarin de Oostzaners zich nog moesten behelpen met water uit de pomp en petroleumlampen. Ook maakte zij zich sterk voor de verbetering van huisvesting, wegen en de zorg voor armen, zieken en zuigelingen. Al in haar eerste raadsvergadering kreeg een voorstel om de kolenprijs voor mensen met een smalle beurs te verlagen dankzij haar steun een nipte meerderheid. Meer dan haar mannelijke collega’s had Hofman-Poot oog voor praktische zaken. Zo wilde zij niet dat er in tuinen schuurtjes werden gebouwd als je die vanuit de slaapkamer kon zien, want ‘als je ziek bent, lig je steeds tegen dat schuurtje aan te kijken’ (Muijs,10). Als locoburgemeester ging zij bij rijke boeren langs om linnengoed en kleding in te zamelen voor een gezin dat door brand al zijn bezittingen was kwijtgeraakt. Ofschoon liberaal in hart en nieren, kreeg ze vanwege haar sociale opstelling in Oostzaan als bijnaam ‘de rooie wethouder’. Haar progressieve opvattingen stuitten in eigen kring op verzet. Raadslid Gerrit Kwak van de Vrijheidsbond noemde haar ‘slippendraagster van de SDAP’ (Zaanlandsche Courant 13-11-1920).

Van Noord-Holland naar Brabant

Bij de verkiezingen van 1923 werd Hofman-Poot herkozen, maar drie jaar later moest ze haar wethouderszetel opgeven. Haar man had astma en moest naar een plek waar de lucht gezonder was. Bij haar afscheid sprak ze de wens uit, dat er ‘weer spoedig eenige vrouwen in den Raad gekozen mogen worden’ (raadsvergadering 12-1-1926). Haar verhouding met de andere collegeleden en met de raadsleden was uitstekend geweest en ze oogstte bij haar vertrek veel lof. In zeven jaar tijd had ze niet één raadsvergadering gemist, en maar één collegevergadering wegens ziekte.

Jan en Willy Hofman verhuisden in 1926 naar Ginneken, in de bosrijke omgeving van Breda. Op initiatief van Willy Hofman-Poot werd in 1927 de afdeling-Breda van De Vrijheidsbond opgericht. Ze werd ook lid van het hoofdbestuur van deze bond en gaf in Breda regelmatig lezingen over het politieke stelsel van Nederland. In 1939, een jaar na de dood van haar man, verhuisde Hofman-Poot naar Den Haag. Eind 1942 werd ze, inmiddels 75 jaar oud, in verband met de aanleg van de Atlantikwall door de Duitse Wehrmacht uit haar huis gezet. Ze trok in bij haar dochter, met wie ze in 1951 mee verhuisde naar Haarlem. In 1948 werd ze lid van de VVD.

Tot op hoge leeftijd bleef Hofman-Poot geïnteresseerd in de rol van vrouwen in de lokale politiek omdat, zo schreef ze kort voor haar overlijden, ‘door vrouwelijke intuïtie belangrijk werk wordt gezien, waar mannen soms aan voorbij gaan’. Ze had ook veel belangstelling voor ‘mannelijke’ sporten als voetbal en biljarten. Hofman-Poot hield van het zondagse live-voetbalverslag van Han Hollander op de radio en had graag zelf biljarten geleerd, maar dat durfde ze toch niet aan. Willy Hofman-Poot stierf op 2 mei 1952 in Haarlem, op 84-jarige leeftijd.

Reputatie

Als eerste vrouwelijke wethouder in Oostzaan speelde Hofman-Poot haar pioniersrol met verve. In een tijd dat de lokale politiek nog vrijwel geheel door mannen werd beheerst, liet zij zien dat vrouwen als bestuurder andere accenten leggen. Haar sociaal beleid maakte haar populair in haar gemeente en het werk gaf haar veel voldoening. ‘Van één ding ben ik zeker. Wanneer een vrouw de kracht en den lust in zich voelt, zich te geven aan een of andere maatschappelijke taak, dan is het groote onbillijkheid haar daarvan terug te willen houden’, schreef zij in 1934 (‘Aanleg en arbeid’, 12). Bij haar dood werd Willy Hofman-Poot in het partijorgaan Vrijheid en Democratie geprezen om haar ‘beginselvastheid, helder verstand en flinke, prettige persoonlijkheid’, waarmee ze een voorbeeld was voor vele jongeren. In Spijkenisse is een straat naar haar vernoemd, in Oostzaan een zaal in centrumcomplex De KunstGreep.

Archivalia

  • Collectie W.A. Hofman-Poot en J.T.H. Hofman, particulier bezit mevrouw W.A. Vandewalle-Steffelaar, Bennebroek.
  • Atria, Amsterdam: map W.A. Hofman-Poot.
  • Gemeentearchief Zaanstad, Zaandam: notulen gemeenteraad Oostzaan 1919 e.v.
  • Gemeenteverslag Oostzaan over 1919; Zaanlandsche Courant 1919 e.v.
  • Stichting Oudheidkamer Oostzaan: map W.A. Hofman-Poot.
  • Publicatie

    ‘Aanleg en arbeid. Mijn functie als vrouwelijke wethouder en loco-burgemeester’, De Vrouw en haar Huis (1934) nr. 1 (mei) 11-12.

    Literatuur

    • Ger Muijs: ‘Mevrouw Hofman-Poot. De eerste vrouwelijke wethouder van Oostzaan’, De Jol. Tijdschrift van de Stichting Oudheidkamer Oostzaan, 14-11-1998, 7-13.
    • Jan de Roos, ‘“Met eenigen schroom”. Willy Hofman-Poot en Stiena Ruijpers-Erens, de eerste vrouwelijke wethouders’, in: idem, Met enige schroom. Pioniers van het lokaal bestuur (Amsterdam 2000) 92-97.
    • Jacqueline Hofland-Poot red., Genealogie van Pieter Pietersz Poot (Amstelveen 2008).

    Illustratie

    Portretfoto, door onbekende fotograaf, 1918 (collectie mevrouw W.A. Vandewalle-Steffelaar, Bennebroek).

    Auteur: Jan de Roos

    laatst gewijzigd: 17/01/2017

    De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.