© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Michael Baars, Rennes, Catharina van, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Rennes [04/07/2017]
RENNES, Catharina van (geb. Utrecht 2-8-1858 – gest. Amsterdam 23-11-1940), zangpedagoge en componiste. Dochter van Jan van Rennes (1831-1909), graanhandelaar, en Marianna Josepha de Jong (ca. 1831-1907). Catharina van Rennes bleef ongehuwd.
Catharina (Catootje) groeide op als oudste in een Utrechts gezin van drie – twee kinderen boven haar en minstens drie kinderen na haar stierven als baby of peuter. Haar eerste muzieklessen kreeg ze van haar vader Jan van Rennes, die behalve graanhandelaar een uitstekend pianist was en vele jaren als tenor zong in het Utrechtse Toonkunstkoor. Catootje was aanvankelijk meer geïnteresseerd in draaiorgels, die ze dikwijls achterna liep, dan in zijn pianolessen. Op de zangschool viel ze op door haar maatgevoel en haar vermogen feilloos van blad te zingen. Vanwege de daaropvolgende pesterijen door medeleerlingen haalden haar ouders haar van zangles af.
Zangeres
Vanaf haar twaalfde bezocht Catharina de Zangschool van Richard Hol, de latere Muziekschool der Afdeeling Utrecht van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Hier studeerde zij muziektheorie, pedagogie, compositie en solozang. Tegelijk volgde ze zanglessen bij de vermaarde concertzanger Johan Messchaert en pianolessen bij Th.L. van der Wurff. In oktober 1883 slaagde Catharina voor klavierspel en -onderricht, en in juni 1884 behaalde zij het diploma zangonderwijs en solozang.
Nog voor het einde van haar studie werd Van Rennes al gevraagd voor optredens als zangeres. Onmiddellijk na haar eindexamen kwam ze bij het Amsterdamsch a capella-koor van Daniël de Lange, waarmee zij onder meer in 1885 als soliste in de Londense Albert Hall oud-Nederlandse liederen bracht. Onder leiding van Hol zong zij de sopraansolo’s in Das Paradies und die Peri en Der Rose Pilgerfahrt van Robert Schumann en trad ze op bij liederenavonden en in verscheidene oratoria. Veel succes oogstte zij met De Schipbreuk, een gedicht van De Schoolmeester (Gerrit van der Linde), op muziek gezet door haar studiegenoot Johan Wagenaar, waarin ze haar gevoel voor humor kwijt kon.
Pedagoge
Catharina van Rennes (voortaan ook wel Rennès, opdat men haar naam goed uitsprak) zou nog tot haar vijftigste als soliste blijven optreden, maar koos al vroeg voor de zangpedagogie omdat ze haar stem zelf niet bijzonder genoeg vond voor een loopbaan als zangeres. Ze was dan ook zeer teleurgesteld toen zij in 1887 niet werd aangenomen als opvolger van Hol bij de Utrechtse Muziekschool. Verbitterd ondertekende zij een brief aan een vriendin met de woorden: 'C.v.R., gediplomeerd en gepasseerd door de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst' (Van der Elst, 57). Nog in november van datzelfde jaar – ze was toen 29 jaar oud – richtte ze een eigen zangschool voor kinderen op, 'Bel Canto' genaamd, aanvankelijk gehuisvest in de Fransche Bewaarschool en vanaf 1901 in een herenhuis aan de Brigittenstraat te Utrecht. In dit huis woonde en werkte ze en had haar broer Jacob (1867-1944) zijn muziekuitgeverij. Later opende zij dependances in Hilversum, Amsterdam en Den Haag, waar ze eveneens zelf lesgaf. Haar leerlingen waren kinderen van goeden huize. Voor ouders en andere belangstellenden organiseerde zij 'matinees voor kinderen en kindervrienden'. Grote bekendheid kreeg haar school toen de jonge prinses Juliana van 1916 tot 1921 in klassikaal verband zangonderwijs van haar kreeg in het Haagse Paleis Noordeinde.
De door Catharina van Rennes zelf ontwikkelde lesmethode getuigde van begrip voor de belevingswereld van het kind en legde de nadruk op zelfwerkzaamheid. Gedurende 45 jaar heeft Van Rennes 'Bel Canto' geleid, daarbij ter zijde gestaan door haar zus Francine (1861-1935), die de lessen aan de piano begeleidde en de voorbereidende klassen voor haar rekening nam. Een aanbod om zangdocente te worden aan het Amsterdamse conservatorium sloeg zij af, omdat ze haar zelfstandigheid niet wilde opgeven.
Componiste
In 1898 werd Van Rennes gevraagd een aubade te maken voor de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Op 10 september dirigeerde ze 1800 Haagse schoolkinderen en de Koninklijke Militaire Kapel der Grenadiers en Jagers die haar eigen Oranje-Nassau-cantate (opus 33), op een tekst van J.D.C. van Dokkum, ten beste gaven. Bij de opening van het derde internationale congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht (15-6-1908) in het Amsterdamse Concertgebouw trad ze op als dirigente van eigen werk: enkele bewerkingen en kinderliedjes en de Oranje-Nassau-cantate met aangepaste tekst, Oud-Hollands nieuwe tijd (ook van Van Dokkum).
Catharina van Rennes is bekend geworden met haar composities van vocale werken, en dan vooral een-, twee- en meerstemmige kinderliederen met pianobegeleiding. Met haar opgewekte en vaak humoristische liedjes doorbrak ze de toen heersende opvatting dat een kinderlied braaf en moralistisch moest zijn. Daarnaast schreef ze zangwerken voor volwassenen, grotendeels voor vrouwenstemmen en -koren, zowel a capella als met pianobegeleiding. Het bekendst werden het Zonnelied (opus 8), de cantate De schoonste feestdag (opus 18), de Drei Quartette für Frauenstimmen (opus 24), het sololied Madonnakindje (opus 54) en Schwalbenflug (opus 59), een liederencyclus voor sopraan, mezzosopraan en piano.
Veel van Van Rennes’ composities werden uitgegeven door haar broer Jacob, met wie ze het huis deelde en die tevens haar administratie verzorgde. De kinderliedjes werden gedrukt in mooie boekjes met smaakvol geïllustreerde titelpagina’s. In 1904 verscheen Kleengedichtjes (opus 52). Deze liederen op teksten van de Belgische priester-dichter Guido Gezelle werden in het Frans, Duits en Engels vertaald en bereikten meer dan zeventig drukken.
Kort na 1900 raakte Catharina van Rennes in de ban van de ‘rhythmische gymnastiek’, bedacht door de Zwitserse pedagoog en componist Émile Jaques-Dalcroze, die meende dat bewegen op muziek bij kinderen een harmonieuze ontwikkeling zou stimuleren. In 1907 volgde zij een cursus aan diens instituut in Genève, waarna zij ‘rhytmiekklassen’ opzette in Utrecht en elders in het land.
Op 9 april 1927 werd Van Rennes, ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van ‘Bel Canto’, op grootse wijze gehuldigd in de Utrechtse Stadsschouwburg. Op 18 april 1929 trad ze voor het laatst op: in het Utrechtse stadhuis bracht ze toen met haar vrouwenkoor het Stedelied van Utrecht (opus 77) ten gehore. Kort daarna begon zij aan geheugenverlies te lijden. Door toedoen van enige oud-leerlingen kon ze begin 1933 in het Lutherse bejaardenoord Huize Klimop in Amsterdam-Zuid worden ondergebracht. Men had er haar Utrechtse zitkamer nauwkeurig nagebouwd, zodat zij amper zal hebben beseft dat ze was verhuisd. Hier overleed zij, 82 jaar oud.
Nalatenschap
Catharina van Rennes schreef ruim honderdvijftig liederen en duetten voor kinderen, alsmede vertellingen met pianobegeleiding. Ook schreef ze ongeveer vijftig liederen in Duits-romantisch idioom. Met het verstrijken der jaren raakte haar werk in de vergetelheid. Verschillende liederen werden opgenomen in de liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee (1906). Dit liedboek was zeer populair en werd de hele twintigste eeuw herdrukt, maar het is de vraag of dat in de eenentwintigste eeuw ook gaat gebeuren. De liederen doen zoetelijk en sentimenteel aan, maar werden destijds als levendig en enthousiasmerend ervaren. Slechts een enkel kinderlied als ‘Drie kleine kleuterkes’ (opus 30), een vertaling van een Engels liedje van Kate Greenaway, wordt nog wel eens gezongen.
Naslagwerken
BWN; Ter Laan.
Archivalia
Nederlands Muziek Instituut: archief van Catharina van Rennes.
Werk
Zie de ‘Lijst van werken’ in Van der Elst, ‘Catharina van Rennes', in: ‘Zes vrouwelijke componisten’, 76-84 en zie catalogus van het Nederlands Muziek Instituut.
Ze schreef:
- De ‘Cours de Gymnastique Rhytmique’ van Emile Jaques Dalcroze in Genève. Vacantieherinneringen (Utrecht [1907]).
- ‘'t Was in de Paaschvakantie’, De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland, 4-5-1913.
Literatuur
- M.J. Brusse, ‘Interview met Catharina van Rennes’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 14-5-1910 t/m 19-5-1910.
- J.D.C. van Dokkum, ‘Catharina van Rennès. Persoonlijke opmerkingen en reminiscenzen’, Caecilia. Maandblad voor Muziek 71 (1914) 323-331.
- Frans Netscher, ‘Catharina van Rennes’, De Hollandsche Revue 22 (1917) 465-474.
- J.D.C. van Dokkum, Mannen en vrouwen van beteekenis. Catharina van Rennes [Haarlem 1917].
- Jo Vincent, Zingend door het leven. Mémoires (Amsterdam 1955) 26-27.
- Nancy van der Elst, ‘Bij de honderdste geboortedag van Catharina van Rennes’, Mens en Melodie 13 (1958) 200-202.
- Wouter Paap, Muziekleven in Utrecht tussen de beide Wereldoorlogen (Utrecht 1972) 21-25.
- Fred Lammers, ‘Catharina van Rennes in haar hart een feministe’, Trouw, 9-1-1982.
- Nancy van der Elst, ‘Catharina van Rennes’, in: Helen Metzelaar e.a. red., Zes vrouwelijke componisten (Zutphen 1991) 53-84.
Illustratie
Portret, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Nederlands Muziek Instituut, Den Haag).
Auteur: Michael Baars
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 802
laatst gewijzigd: 04/07/2017
De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.