Rens, Trijntje (1878-1954)

 
English | Nederlands

RENS, Trijntje, vooral bekend als Trijntje Ploeger-Rens (geb. Zijpe 7-7-1878 – gest. Alkmaar 26-1-1954), groentewinkelierster, naaister; schreef herinneringen aan mislukte emigratie naar Brazilië. Dochter van Hendrik Rens (1841-1916), watermolenaar, en Jannetje Marees (1843-1908). Trijntje Rens trouwde op 20-5-1899 in Zijpe met Jan Ploeger (1875-1959), tuinman, groenteman. Uit dit huwelijk werden 8 kinderen geboren, van wie er 4 jong stierven.

Trijntje Rens werd geboren aan de Grote Sloot in Sint Maartensbrug, waar de molen stond die haar vader bediende. Ze was het achtste kind in een gezin van negen. Op haar 21ste trouwde ze met de Alkmaarder Jan Ploeger, van beroep tuinman. Samen begonnen ze een groentehandel in Alkmaar, maar toen de winkel na enkele jaren failliet ging, was de toekomst ongewis en voelde het echtpaar zich met de nek aangekeken. Uiteindelijk wilden Trijntje Rens en haar man ‘weg, ver weg, niet uitmakend waarheen’, zoals ze later schreef in haar verslag van het avontuur dat zou volgen (Reisverslag, 2).

Het echtpaar Ploeger-Rens besloot met hun drie jonge kinderen naar Brazilië te emigreren. Dat land had een grote behoefte aan immigranten en was in 1908 in Europa een promotiecampagne begonnen. Het gezin werd een gratis overtocht beloofd, een ontgonnen stuk land met een huis erop en ondersteuning om een toekomst als zelfstandig landbouwer op te bouwen. Op 1 september 1909 vertrokken ze met ss Hollandia naar Rio de Janeiro. Daarvandaan gingen ze per trein het binnenland in en aan het einde van de spoorweg wachtte een tocht met paard en wagen over primitieve wegen door de jungle, tot ze begin oktober aankwamen bij de nederzetting Guarany. In het oerwoud was een open plek uitgehakt, met een aantal simpele optrekjes voor een winkel en een administratiekantoor. Daaromheen stond om de kilometer een primitieve blokhut, waar ‘slangen en ander ontuig vrije toegang hebben’ (Reisverslag, 30). Van gereedliggende landbouwgrond was geen sprake.

Het gezin Ploeger-Rens begon het toegewezen stuk land in ontginning te brengen, en bouwde ondertussen noodgedwongen schulden op bij de winkelier in de kolonie. Om toch aan inkomsten te komen, ging Jan Ploeger werken als wegarbeider, waardoor hij het landbouwwerk moest laten liggen. Het was een uitzichtloze cyclus. Alle gezinsleden werden kort na aankomst ziek van de ‘moeraskoortsen’ en op 28 januari 1910 moest Trijntje Rens haar anderhalf jaar oude dochtertje Jannetje begraven, ‘door onze buren daar in terzijde gestaan (…), aan hun in hoofdzaak dankende, dat zij voor Braziel gerekend te midden der wildernis toch nog knap ter aarde is besteld’ (Reisverslag, 34). Het gezin bleef onder een slechte gezondheid lijden, en kon zich letterlijk nauwelijks staande houden.

Eind mei 1910 verkocht het echtpaar Ploeger-Rens al hun bezittingen en vertrok het gezin naar Argentinië, waar ze hoopten steun te krijgen van een man die ze op zee hadden leren kennen. Kort na de grens strandden ze berooid in het stadje Concordia. Daar werden ze opgevangen door een paar andere Nederlandse emigranten en vond Jan werk aan het spoor. Een in april 1911 geboren kind stierf al na vier maanden en Trijntje werd er doodziek. Ze schreef steeds angstiger te zijn voor de toekomst: ‘Gestel dat ik jong mijn leven somstijds daar moest laten, wat zou er dan van de kinderen worden (Reisverslag, 77).’

In het voorjaar van 1912 schreef de vader van Trijntje Ploeger-Rens een smeekbede aan koningin Wilhelmina. Hij had tweehonderd gulden verzameld om zijn dochter te kunnen laten terugkeren, maar had nog 124 gulden tekort en deed beleefd een beroep op de repatriëringsregeling die hem ter ore was gekomen. De regeling was al in 1910 tot stand gekomen, naar aanleiding van een stroom verschrikkelijke berichten uit Brazilië. Via deze regeling werden vijfhonderd van de tweeduizend Nederlanders die in 1908 en 1909 naar Brazilië waren vertrokken, op staatskosten teruggehaald.

Op 15 juni 1912 vertrok het echtpaar Ploeger-Rens vanuit Buenos Aires naar Nederland, samen met hun twee nog levende kinderen. Na terugkeer schreef Trijntje Rens een dankbrief aan de koningin en vervolgens noteerde ze in een schrift haar herinneringen aan de reis. In Nederland werden nog twee kinderen geboren. Trijntje Rens werkte voortaan als naaister, haar man als losse arbeider. Ze bleven nog lang corresponderen met vrienden uit Concordia en bewaarden in een kist wat speelgoed en kleertjes van de twee kinderen die in Zuid-Amerika lagen begraven. Trijntje Rens stierf op 26 januari 1954 in Alkmaar, op 75-jarige leeftijd.

Archivalia

  • Noord Hollands Archief, Haarlem: trouwakte.
  • Regionaal Archief Alkmaar: overlijdensakte.
  • Zijper Museum: reisverslag en briefwisseling Trijntje Rens.
  • Op de Facebookpagina Trijntje Rens Ploeger staat de volledige transcriptie van het (ongetitelde) reisverslag van Trijntje Rens [URL: https://www.facebook.com/achterkleindochter.rens, geraadpleegd 31-1-2016]

Literatuur

  • J.A.A.Hartland, De geschiedenis van de Nederlandse emigratie tot de Tweede Wereldoorlog (Den Haag 1959).
  • Harald S. van der Straaten, Hollandse pioniers in Brazilië (Franeker 1988).
  • Willemien Schenkeveld, ‘“Red mij voordat mijn hele gezin is gestorven!”. De rampzalige emigratie naar Brazilië, 1908-1909’, Geschiedenis Magazine 46 (2011) oktober, 20-23.

Illustratie

Trijntje en Jan Ploeger-Rens met hun twee oudste kinderen, voor vertrek naar Brazilië, ca. 1909 (particuliere collectie).

Auteur: Willemien Schenkeveld

laatst gewijzigd: 04/03/2016

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.