Schwartze, Georgine Elizabeth (1854-1935)

 
English | Nederlands

SCHWARTZE, Georgine Elisabeth (geb. Amsterdam 12-4-1854 – gest. Amsterdam 8-8-1935), beeldhouwster. Dochter van Johan George Schwartze (1814-1874), kunstschilder, en Maria Elisabeth Theresia Herrmann (1822-1896). Georgine Schwartze bleef ongehuwd.

Georgine Schwartze werd geboren op Binnen Amstel 66 in Amsterdam, maar het gezin verhuisde na enkele jaren naar de Prinsengracht (nr. 1091), waar zij haar verdere leven zou blijven wonen. Zij had drie oudere zusters en een jongere broer. Een vierde zusje stierf jong. Vader Schwartze was kunstschilder en ook Georgine, haar zus Thérèse en haar broer George zouden voor de kunsten kiezen. Georgine kreeg haar eerste tekenlessen van haar vader, die zijn artistiek begaafde kinderen bovendien al jong meenam naar het museum – te jong misschien, want als klein kind viel Georgine eens in slaap voor de Nachtwacht. Later kreeg zij ook van anderen les: in 1928 beschrijft Schwartze hoe zij ‘met sjaal, sleep en kapothoed […], negentien jaar oud, naar teekenschool en kunstbeschouwing’ ging (Algemeen Handelsblad, 21-10-1928). Misschien verwijst zij hiermee naar lessen van schilder-pedagoog Jan Braet von Uberfeldt, die zij in een brief uit 1875 aan haar zuster Thérèse noemt: ‘Ik teeken vlijtig bij Uberfeld’ (brief 1-10-1875). Al in haar jeugdjaren ontwikkelde Georgine een voorliefde voor boetseren.

In oktober 1879 werd Georgine Schwartze toegelaten tot de Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hier legde zij zich onder leiding van Frans Stracké en Ferdinand Leenhoff toe op de beeldhouwkunst, destijds een ongebruikelijke discipline voor een jongedame. Volgens het Amsterdamse bevolkingsregister woonde Schwartze van februari 1880 tot eind november 1881 in Utrecht. Wat zij daar gedaan heeft, is onduidelijk. In 1887 schreef ze zich uit als studente van de academie, maar ze hield er nog jarenlang een zogeheten loge, een eigen werkruimte.

Beeldhouwster

Thuis op de Prinsengracht werkte Georgine Schwartze in haar atelier op de zolderverdieping. Ze maakte portretten, en voorstellingen van menselijke figuren in het algemeen. Daarbij had ze een voorkeur voor het weergeven van kinderen. Regelmatig kreeg ze opdrachten. Zo schiep ze portretten in reliëf van enkele Utrechtse en Amsterdamse hoogleraren en een kinderportret van Jan Six. In 1898 kreeg ze de opdracht voor een portretbuste van de jonge koningin Wilhelmina, enkele jaren later gevolgd door een pendant van prins Hendrik. Replica’s waren verkrijgbaar via de firma Gerard Linssen te Venlo. Ook maakte Schwartze enkele grafmonumenten. Het bekendste is dat van haar zuster Thérèse, die in 1918 stierf (het grafmonument dateert uit 1922).

Georgine Schwartze werkte vooral in marmer, gips en terracotta. Uit haar werk spreekt duidelijk haar academisch scholing. Weliswaar kwam zij in de loop van haar carrière wat meer los van de strenge academische opvattingen en ging zij iets naturalistischer werken, maar in de basis bleef haar stijl neoclassicistisch. Ze was lid van de kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae en St. Lucas. Daar exposeerde zij veelvuldig. Slechts enkele malen waren haar sculpturen te zien op de tentoonstellingen van de Nederlandsche Kring van Beeldhouwers, waarvan zij eveneens lid was.

Schwartze was een bekende persoon in de Amsterdamse kunstwereld. Regelmatig had ze zitting in jury’s, comités en commissies. Zij was bijvoorbeeld betrokken bij de organisatie van de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ en was lid van een comité dat zich in 1924 inzette voor de oprichting van een Breitner-Witsen Fonds. Voorts gaf ze teken- en of boetseerles aan onder anderen Julie Mijnssen, Marie Cremers en haar nichtje Lizzy Ansingh.

Het werk van Georgine Schwartze werd wisselend ontvangen: soms lovend, vaak ook met een zekere welwillendheid, maar er vielen ook wel hardere woorden, zoals ‘zwak’ en ‘smakeloos’. Met een beeld van twee op een bedje liggende kinderen won Schwartze op de Amsterdamse Tentoonstelling van Levende Meesters van 1895 de gouden medaille.  

Persoonlijk leven

Georgine Schwartze maakte reizen naar onder andere Parijs, Rome, Londen en Madrid, maar haar leven speelde zich toch vooral in Amsterdam af, in de nabijheid van haar familie en enigszins in de schaduw van haar zuster Thérèse, een succesvol portrettiste. Ze stak de nodige tijd in het ‘familiebedrijf’ dat was gecentreerd rond Thérèse, die sinds de dood van hun vader in 1874 de kostwinner van het gezin was en net als Georgine in het ouderlijk huis was blijven wonen. Georgine ontving Thérèses klanten en andere gasten, en nam – zeker na de dood van haar moeder in 1896 – de zorg voor het huishouden op zich. Dat huishouden had een wisselende samenstelling, maar Lizzy Ansingh maakte er vanaf 1892 vast deel van uit.

Georgine Schwartze wordt omschreven als zachtmoedig, zorgzaam en opgewekt. Zij zette zich in voor goede doelen, en was diacones en regentes van het Lutherse Weeshuis. Zij werkte tot op hoge leeftijd door, zij het in de laatste jaren op bescheiden schaal. Na haar dood in 1935 werd Georgine Schwartze in aanwezigheid van vele kunstenaars en andere vertegenwoordigers uit de kunstwereld ter aarde besteld op begraafplaats Zorgvlied.

Naslagwerken

Jacobs (2000); Petteys; RKD; Scheen; Thieme.

Archivalia

  • Amsterdam, Stadsarchief: Bevolkingsregisters; Overgenomen delen; Gezinskaart.
  • Den Haag, RKD: Archief en collectie Schwartze/Ansingh (o.a. brieven); PDO; Collectie Tentoonstellingsdocumentatie ‘Levende Meesters’.
  • Haarlem, Noord-Hollands Archief: Studentenregisters van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam.

Werk

Werk van Georgine Schwartze is o.a. te vinden in: Amsterdam Museum; Amsterdam, Rijksmuseum; Amsterdam, Stedelijk Museum; Amsterdam, De Nieuwe Ooster (grafmonument van Thérèse Schwartze). Zie ook RKD en Veilingcatalogus Amsterdam 1960.

Literatuur

  • Giovanni [= J. Kalff], ‘De eerste Vierjaarlijksche’, Algemeen Handelsblad, 21-7-1897.
  • ‘Twee Beeldhouwwerken van Mej. G. Schwartze’, Eigen Haard 25-52 (1899) 823-825.
  • N.H. Wolf, ‘Sint-Lucas’ Tentoonstelling, IV, Slot’, De kunst 1-67 (1909).
  • Na 100 jaar. Tentoonstelling, Johan George Schwartze, Thérèse van Duyl-Schwartze, Georgine Schwartze, Lizzy Ansingh, tentoonstellingscatalogus Arti et Amicitiae (Amsterdam 1915).
  • C.V. [Cornelis Veth], ‘De Schwartze-tentoonstelling’, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, 25-50 (1915) 394-396.
  • v.d. B., ‘Een kunstenaarsfamilie. III. Georgine Schwartze en Lizzy Ansingh’, De Tijd, 6-10-1915.
  • W. Martin, Thérèse van Duyl-Schwartze, 1851-1918. Een gedenkboek (Amsterdam z.j. [1920-1921]).
  • Kineton Parkes, Sculpture of to-day, vol. 2, Continent of Europe (Londen 1921) 140.
  • ‘Hoe is de moderne vrouwen-kleeding?’, Algemeen Handelsblad, 21-10-1928.
  • ‘Georgine Schwartze 80 jaar’, De Telegraaf, 12-4-1934.
  • Annelèn [= Hélène van Meekren en Anna Holdert-Zuikerberg], ‘Een huis vol herinneringen. Georgine Schwartze vertelt uit haar rijke leven’, Algemeen Handelsblad, 28-4-1934.
  • Nalatenschap van de schilderes Lizzy Ansingh; schilderijen en kunstvoorwerpen uit het huis Schwartze (veilingcatalogus Amsterdam, Arti et Amicitiae, 1-3-1960/2-3-1960).
  • Wally Moes, Heilig ongeduld, herinneringen uit mijn leven (Amsterdam en Antwerpen 1961) 106-107, 124.
  • Cora Hollema, Thérèse Schwartze (1851-1918). Haar klant was koning (Zutphen 2010).
  • Hanna Klarenbeek, Penseelprinsessen & broodschilderessen, Vrouwen in de beeldende kunst 1808-1913 (Bussum 2012).
  • ‘Georgine Elisabeth Schwartze’ [URL: http://www.artindex.nl/noordholland/default.asp?id=6&num=0779900903025050113130057007840940501351&in=schwartze; geraadpleegd 14-12-2015].

Illustratie

  • Georgine Schwartze, door onbekende fotograaf, ca. 1870-1890 (RKD).
  • Johannes de Doper als kind, door Georgine Schwartze (Stadsarchief Amsterdam / Collectie Kelbert).

Auteur: Marloes Huiskamp

laatst gewijzigd: 09/08/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.