Strooker, Shireen (1935-2018)

 
English | Nederlands

STROOKER, Shireen (geb. Den Haag 22-7-1935 – gest. Middenbeemster 19-4-2018), actrice, regisseuse, theatermaakster. Dochter van Jacob Cornelis Strooker (1901-1962), directeur van een drukkerij, en Coomee Rustom Dantra (1905-1997), advocate. Shireen Strooker (1) had van 1960 tot 1965 een relatie met Antonius Lodewijk Lensink (1922-1997), acteur, regisseur; (2) trouwde in 1971 met Peter Faber (geb. 1943), acteur (echtscheiding in 1978); (3) had vanaf 1984 een relatie met Abraham Gerrit Vermeulen (1946-2004), cabaretier en zanger. Uit (1) werd 1 dochter, uit (2) werden 2 zoons geboren. 

Shireen Strooker werd geboren als de dochter van een Noord-Hollandse vader en een Indiase moeder en groeide op in de Haagse Van der Duynstraat. Ze had een drie jaar oudere broer, Jan. De ouders hadden elkaar ontmoet in Rangoon, waar de vader voor een handelsmaatschappij werkte en de moeder zich als advocate had gevestigd. Terug in Nederland (1934) begon de vader een drukkerij. De moeder werkte na de oorlog bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en was onder meer assistent-aanklager voor Nederland bij de processen tegen Japanse oorlogsmisdadigers.

Met haar exotische uiterlijk was Shireen in het Den Haag van haar jeugd iemand die opviel, iets wat ze overigens niet als louter negatief ervoer. Wel werd ze regelmatig uitgescholden vanwege haar donkere huidskleur en dat maakte haar onzeker. Ze vluchtte daarom in rollenspelletjes, thuis, op school en op straat, maar deed ook graag mee aan voordrachtwedstrijden en andersoortige optredens.

Actrice en regisseuse

Na een jaar kostschool in Montreux – haar ouders zaten in die tijd in het buitenland – en na afronding van de mms meldde Strooker zich in 1954 aan voor de Amsterdamse toneelschool, daartoe op een feestje aangemoedigd door Ramses Shaffy. Volgens hem zat het Nederlandse theater te wachten op mensen zoals hij en zij, ‘met bloed uit twee werelden’ (Van der Zalm, 7). Daar bleek aanvankelijk niets van: op de toneelschool en ook bij de Nederlandse Comedie, waar ze na haar afstuderen in 1957 werd geëngageerd, was haar huidskleur eerder een beletsel, hoe licht ze zich ook schminkte. Ze speelde in de eerste jaren van haar carrière dan ook veel kleine rolletjes, bij verschillende gezelschappen. Pas bij Toneelgroep Theater, waaraan ze zich in 1962 verbond met haar toenmalige partner Ton Lensink, kreeg ze haar eerste hoofdrol: Jeannette in Anouilhs Romeo en Jeannette (1963), een rol waarmee ze zich sterk identificeerde. De recensies waren lovend. In deze jaren deed Strooker ook haar eerste regie-ervaring op, voornamelijk binnen het studententoneel.

In 1963 beviel Shireen Strooker van dochter Devika. Een jaar later verlieten Lensink en zij Toneelgroep Theater en niet lang hierna kwam er ook een einde aan hun relatie. Strooker vertrok met Devika en een oppas naar Antwerpen. Belangrijk was de kennismaking daar met de Engelse regisseur Adrian Brine, die in zijn voorstellingen experimenteerde met improvisatie en muziek. Voor haar vertolking van een soldatenhoertje in Brines musicalachtige enscenering (1966) van De dans van sergeant Musgrave van John Arden oogstte Strooker veel lof. Ook haar exotische schoonheid trok de aandacht. Dankzij haar optredens op televisie, in films en in ‘de bladen’ groeide ze uit tot een bekende actrice.

Aan het eind van de jaren zestig kreeg het regisseren bij Strooker gaandeweg de overhand. Een aantal van de regies deed ze samen met Peter Faber, van huis uit mimespeler en sinds 1968 haar levensgezel – ze trouwden in 1971 en kregen twee zoons, Daan en Jesse. De voorstellingen die ze maakte met Amsterdamse studenten (Alkestis, naar Euripides, 1969; Bloedbruiloft, naar García Lorca, 1970) en bij Proloog (De kneep, naar Jellico, 1970) ademden stuk voor stuk de geest van experiment en vernieuwing.

Het Werkteater en Stichting Strooker

In 1970 vormden Strooker en Faber samen met tien andere jonge acteurs Het Werkteater. Dit collectief stelde zich ten doel nieuwe organisatie- en werkvormen te vinden, met nadruk op een authentieke manier van acteren en een intensivering van de relatie met het publiek. Het leverde in de loop van de jaren zeventig een reeks memorabele voorstellingen op die allemaal op basis van improvisatie tot stand kwamen en een grote maatschappelijke betrokkenheid lieten zien, maar die ook uiterst persoonlijk waren. Ze gingen over thema’s als de situatie in de psychiatrie (Toestanden, 1972), ouder worden (Avondrood, 1974) en terminaal ziek zijn (Als de dood, 1976). Binnen het collectief was iedereen voor alles verantwoordelijk, maar Strooker nam relatief vaak de taak van ‘stimulator’ op zich. Dat betekende dat zij niet alleen speelde, maar ook projecten begeleidde en structureerde. De sobere, intieme en vaak indringende projecten werden niet alleen op locatie gepresenteerd, voor de specifieke doelgroepen, maar ook in het eigen theater aan het Amsterdamse Kattengat. Daarnaast maakte het collectief uitbundige zomervoorstellingen die in een grote tent door het hele land heen werden vertoond (Hallo medemens!, 1976; ’n Zwoele zomeravond, 1978; Bosch en lucht, 1980). Ook in het buitenland trad het Werkteater op. Een aantal voorstellingen werd voor televisie vastgelegd of tot speelfilm omgewerkt.

Begin jaren tachtig ontstond er binnen het collectief geleidelijk aan steeds meer onenigheid over de te volgen koers. Dat resulteerde in 1984 in de vorming van Werkteater I en Werkteater II, waarbij Strooker de leiding van Werkteater II op zich nam. Met een groep jonge acteurs ging ze zich, met wisselend succes, weer meer toeleggen op het spelen van bestaand repertoire (Romeo en Jeannette, 1985 en Ayckbourns Verre vrienden, 1986). Nadat Strookers relatie met Faber definitief was beëindigd – hun huwelijk was in 1978 al formeel ontbonden – kreeg ze in 1984 een relatie met cabaretier en zanger Bram Vermeulen. Het Werkteater keerde ze, na een conflictueuze periode, in 1986 de rug toe. Kort daarop hield het collectief de facto op te bestaan.

In 1987 richtte Strooker haar eigen Stichting Strooker op, waarmee ze een aantal kleine producties realiseerde. Maar ze werd ook gevraagd om regies te komen doen bij Het Nationale Toneel en bij Joop van den Ende. Daar liet ze Anne-Wil Blankers en Johnny Kraaykamp en Mary Dresselhuys schitteren in respectievelijk Willy Russels Shirley Valentine (1988) en Hoog tijd van Tom Cole (1991). In deze jaren betrok Strooker regelmatig Vermeulen als componist of decorontwerper bij haar producties. Sporadisch speelde ze zelf nog, zowel op het toneel als in films en televisieproducties. Om de nalatenschap van Het Werkteater beschikbaar te houden voor het publiek realiseerde ze onder meer een dvd-box (2007).

In 2011 werd bij Strooker de ziekte van Alzheimer geconstateerd. De korte film die zij daarover maakte met haar Werkteater-kompaan Marja Kok en Paul Ruven ging in 2014 in première op het Nederlands Filmfestival (Mar & Sien - hebben een hele rondvaart gemaakt). Dat was het laatste wat het Nederlandse publiek van haar te zien kreeg. Haar laatste jaren leefde Shireen Strooker teruggetrokken in Middenbeemster, waar ze op 19 april 2018 stierf, op 82-jarige leeftijd.

Reputatie

De naam van Shireen Strooker is vooral verbonden met Het Werkteater, dat een niet te onderschatten bijdrage heeft geleverd aan de theatervernieuwing in Nederland. Het Werkteater opereerde als collectief, maar het is evident dat Strooker, samen met Marja Kok, een belangrijke en onvermoeibare motor was. Achteraf is Het Werkteater dan ook wel als matriarchaat bestempeld. Omdat de Werkteaterleden zeker in de beginjaren onderling vaak wisselden van rol, zijn er maar weinig rollen van Strooker die er echt uitspringen. Zelf bewaarde ze sterke herinneringen aan de rol van Gerrie, gebaseerd op een ontmoeting met een meisje in een jeugdinrichting in Rekken (Niet thuis). Het bracht haar tot het inzicht dat het belangrijker was om namens iemand te spelen, dan om zo virtuoos mogelijk een rol neer te zetten. In zijn in memoriam in De Groene Amsterdammer formuleerde Loek Zonneveld het als volgt: ‘Shireen Strooker verzamelde gretig stukjes leven. Alsof ze de persoonlijke spullen van iemand liefdevol aan het sorteren was. Om er voorstellingen en rollen rijker en voller van te maken’. In 2000 verscheen in de reeks Portretten van Nederlandse theatermakers een deel over Shireen Strooker. 

 

Naslagwerken

Honig.

Archivalia

Collectie TIN/BC, UvA, Amsterdam: Personaliamap Shireen Strooker, nr. 2150; Archief Shireen Strooker, ref. 200000357.001 (met o.a. correspondentie, programma's, contracten, en stukken betreffende de Stichting Strooker – 1959 tot 1997); Archief van De Koöperatieve Vereniging Het Werkteater u.a. (1970-1997), ref. 200000320.001.

Rollen/Regie

Zie Van der Zalm (tot aan 2000) en de catalogus van het TIN.

Literatuur

  • Interview Ischa Meijer, Vrij Nederland, 11-2-1983.
  • Rob van der Zalm, Shireen Strooker, theatermaker (Amsterdam 2000).
  • Margot van Schayk, Hallo medemens! De geschiedenis van Het Werkteater (Amsterdam 2001).
  • Het Werkteater compleet, 1970 – 1985. Het Werkteater/VARA 2007 [DVD box]
  • Marijn van der Jagt, ‘Shireen Strooker, directrice” van het Werkteater, Vrij Nederland, 9-9- 2015.
  • Loek Zonneveld, Shireen Strooker, 22 juli 1935 – 19 april 2018’, De Groene Amsterdammer, 25-4-2018.
  • Het Werkteater (URL: www.werkteater.nl; geraadpleegd 25-5-2018).

Illustratie

Shireen Strooker. René Solleveld Productions BV, 1965 (Collectie Theater in Nederland).

 

Auteur: Rob van der Zalm 

laatst gewijzigd: 27/06/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.