Tal, Marjo (1915-2006)

 
English | Nederlands

TAL, Marjo (geb. Den Haag 15-1-1915 – gest. Jeruzalem 27-8-2006), pianiste en componiste. Dochter van Baruch Chaim Tal (1886-1928), kassier en accountant, en Sophia Debora de Jongh (1888-1983). Marjo Tal bleef ongehuwd.

Marjo Tal groeide op in Den Haag, als oudste van drie dochters in een liberaal Joods gezin. Haar vader, een broer van de latere rabbijn Justus Tal, had een streng orthodox-Joodse opvoeding gehad, maar had zelf met de Joodse orthodoxie gebroken. Al jong bleek Marjo Tal muzikaal. Ze begon met piano- en vioolles, enige jaren later kreeg ze ook lessen in muziektheorie, solfège en compositie. Na de dood van haar vader – één dag voor haar dertiende verjaardag – kwamen de drie kinderen onder voogdij van de classicus prof. David Cohen, een vriend van de familie.

Pianiste

Op advies van haar theorieleraar Sem Dresden ging Marjo Tal piano studeren bij de bekende pianiste Nelly Wagenaar. Toen haar schooltijd erop zat, verhuisde ze naar haar pleegvader Cohen in Amsterdam, waar ze haar studie voortzette aan het Amsterdamse Conservatorium. In 1933 vestigde ook haar moeder zich in Amsterdam. Na haar eindexamen piano in 1936 kreeg Marjo Tal een aanbeveling voor de Prix d’excellence, maar daar zag ze vanaf omdat ze het tijd vond voor een nieuwe docent en naar het buitenland wilde. Met een stipendium ging ze vervolgens in Engeland studeren bij de uit Berlijn gevluchte pianist Franz Osborn. Naast haar studie gaf ze in Londen huisconcerten en begeleidde ze leerlingen van de vermaarde Hongaarse violist Carl Flesch, die ook naar Engeland was uitgeweken.

Begin 1940 keerde Marjo Tal terug naar Nederland en op 7 maart debuteerde ze tijdens een recital in het Haagse Diligentia, waar ze onder andere Beethoven speelde, een componist met wiens late werk ze grote affiniteit had. De recensies waren lovend, maar toen kort daarop de oorlog uitbrak, was het met haar concerten snel gedaan. Ze ging clandestien optreden tot ook dat onmogelijk werd en moest onderduiken – een moeilijke periode waarover ze later vrijwel nooit sprak. In die onderduiktijd zou er een tragisch geëindigde liefdesaffaire zijn geweest, maar ook daarover liet Tal niets los. Tijdens de oorlogsjaren, die zij later als een diepe breuk in haar artistieke ontwikkeling ervoer, gingen haar eerste composities (twee strijktrio’s, een strijkkwartet, een vioolsonate en een cellosonate) verloren.

Na de bevrijding nam Marjo Tal – haar twee zusters emigreerden naar Israël – in Amsterdam de verzorging op zich van haar moeder, die verzwakt was teruggekeerd uit het concentratiekamp Bergen Belsen. Aanvankelijk verdiende ze de kost met lesgeven en begeleiden, maar in 1946 kon ze haar optredens hervatten. De ontvangst was zeer goed en in de volgende twee decennia trad zij regelmatig op als soliste, met orkest of in kamermuziekensembles. Ook ging ze op tournee naar Engeland, Denemarken, Frankrijk, België en Israël. Ze werd geprezen om haar karakteristieke spel en haar krachtige muzikale wil, waarmee ze een publiek verwierf van fijnproevers. Concerten in Duitsland en Oostenrijk weigerde zij, na alles wat er gebeurd was.

Chansons littéraires

Midden jaren zestig besloot Marjo Tal te stoppen met optredens en zich te concentreren op het componeren. Al in de jaren vijftig had zij een groot aantal Franse gedichten op muziek gezet, onder meer van Guillaume Apollinaire, Louis Aragon en Raymond Queneau – van deze composities zijn er ongeveer honderdvijftig bewaard gebleven. Toen de Franse dichter en tekstschrijver Jacques Prévert kennismaakte met haar ‘chansons littéraires’ en enthousiast was over de kwaliteit ervan, liet hij haar naar Parijs komen en gaf hij haar toestemming om uit zijn gehele oeuvre te putten. Haar chansons bleven niet onopgemerkt. In 1957 verscheen bij muziekuitgeverij Ray Ventura een bundel met tien Prévert-liederen. De zangeres Cathérine Sauvage zette Tals muziek op haar repertoire en ook in Nederland werd haar werk uitgevoerd, onder anderen door Conny Stuart en Toon Hermans. Dit niettegenstaande het feit dat de Stichting Donemus haar werk niet wilde uitgeven – men vond het waarschijnlijk niet in het fonds passen.

Hoewel ze geen geschoolde stem had, ging Marjo Tal eind jaren vijftig haar chansons ook zelf uitvoeren. Tijdens haar concerten speelde ze dan vóór de pauze klassieke werken en daarna vertolkte ze als diseuse haar eigen chansons, zichzelf op de piano begeleidend.

Zo’n vijftien jaar later begon ze met het toonzetten van gedichten uit de wereldliteratuur. Ze schreef liederencycli op werk van Russische, Franse, Engelse, Spaanse, Nederlandse en Zuid-Afrikaanse dichters – volgens collega-componist Konrad Boehmer volstrekt onafhankelijk werk met ‘een scrupuleus respect’ voor de teksten. Tal zag geen waardeverschil tussen kunst met een kleine en met een grote k. Haar ging het om de k van kwaliteit: muziek moest ontstaan zijn uit een wezenlijke creatieve bron en het vakwerk moest goed zijn.

Na de dood van haar moeder emigreerde Marjo Tal in 1988 naar Israël om zich bij haar familie in Jeruzalem te voegen. Haar laatste compositie, Canzonen (vijf liederen op gedichten van Esther Blom), ging in 1997 in Nederland in première. In de laatste jaren van haar leven leed ze aan de ziekte van Alzheimer. Marjo Tal overleed op 27 augustus 2006.

Betekenis

Marjo Tal heeft naam gemaakt als pianiste en als componiste. Ze was gewetensvol, stelde hoge eisen aan zichzelf en schaafde langdurig aan haar composities. Uit diverse interviews komt zij naar voren als een ongewone vrouw, ‘heel donker, van ogen, van haren, van stem’, aldus Ruth Wolf in Vrij Nederland, die leefde bij de gratie van haar grote talent en haar overgave aan de muziek.

Literatuur

  • Ruth Wolf, ‘Nieuwe kunstvorm in ons land. Franse chansons krijgen klank van Marjo Tal’, Vrij Nederland, 28-7-1956.
  • Eveline Nikkels, ‘Vrouwelijke componisten V. Portret van Marjo Tal’, Mens en Melodie 5 (1980) 247-249.
  • Konrad Boehmer, tekst bij de cd Marjo Tal, BVHaast (z.j. [1996])
  • Piet Schrijvers, Rome Athene Jeruzalem. Leven en werk van prof.dr. David Cohen, (z.p. [Groningen] 2000).
  • Esther Blom, ‘Marjo Tal’, in: Carine Alders en Eleonore Pameijer red., Vervolgde componisten in Nederland. Verboden muziek in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2015).

Illustratie 

Marjo Tal zingt voor de eerste maal in de kleine zaal van het Concertgebouw in Amsterdam, door Wim van Rossem, 1958 (Nationaal Archief / Collectie Spaarnestad).

Auteur: Pauline Micheels

 

laatst gewijzigd: 11/01/2018

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.