Blaaser, Elisabeth (1893-1976)

 
English | Nederlands

BLAASER, Elisabeth (geb. Amsterdam 2-5-1893 – gest. Zeist 16-8-1976), toneelspeelster, vooral bekend als Bep Nooy. Dochter van Jan Dirk Blaaser (1848-1919), toneelspeler, en Maria Magdalena Mijnans (1864-1930). Elisabeth Blaaser trouwde op 13-6-1918 in Amsterdam met Johannes Martinus Nooy (1888-1962), toneelspeler. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

Elisabeth Blaaser was het tweede van de vijf kinderen van het echtpaar Blaaser-Mijnans. Haar vader was toneelspeler en werkte bij tal van ambulante gezelschappen. Ten tijde van Elisabeths geboorte was hij een van de directeuren van de Salon des Variétés in Amsterdam. Voor zover bekend was haar moeder geen toneelspeelster. Toch zijn alle kinderen Blaaser aan het toneel gegaan, ook Elisabeth, die eigenlijk onderwijzeres had moeten worden. Op haar zestiende stond ze voor het eerst op de planken in een productie van haar vader omdat hij niemand anders voor de rol van dienstmeisje had. Daarmee was de richting van haar leven bepaald.

Toneelloopbaan

Het ‘officiële’ debuut van Elisabeth Blaaser vond plaats in 1913, toen ze Clara Hoffman speelde in De voddenraper van Parijs bij het gezelschap van Benjamin Delmonte (ook: Doelmond). Daarna speelde ze enige jaren bij diverse andere ambulante gezelschappen. Dat betekende veel reizen langs kermissen overal in het land en vooral in snel tempo veel rollen leren. ‘Het was een uitstekende leerschool’, zei ze later, het kon gebeuren dat je in een week ‘vijf of zes verschillende stukken moest spelen, waarvan je alleen de titel wel eens gehoord had’ (personaliamap Theater Instituut).

Op een van die kermissen leerde Elisabeth Blaaser de – getrouwde – toneelspeler Jan Nooy (ook: Nooij) kennen. Ze trouwden kort na zijn scheiding in 1918. Elisabeth werd als Bep (of Beppie) Nooy de vaste actrice bij het Gezelschap Jan Nooy. Begin 1919 werd hun eerste en enige kind geboren, Beppie. In later jaren zou moeder Nooy vaak als ‘Beppie Nooy sr.’ aangeduid worden ter onderscheiding van haar dochter. Na de geboorte van Beppie wilde ze voorlopig ophouden met toneelspelen, maar Herman Bouber haalde haar datzelfde jaar nog over om Doortje te spelen in zijn stuk De Jantjes (De Waarheid, 4-5-1963).

Waarschijnlijk in het toneelseizoen 1922/23 vierde Bep Nooy, ‘de populairste actrice van ons Amsterdams volkstoneel’, haar 12½-jarig toneeljubileum in het Amsterdamse Rozentheater (personaliamap Theater Instituut). In die jaren speelde ze ook in twee stomme films van variété-artieste en regisseuse Adrienne Solser: Bet, de koningin van de Jordaan (1924), ook met Jan Nooy, en Bet zit in de penarie (1926/27). Zo nu en dan trad ze op bij andere toneelgezelschappen, zoals die van Herman Bouber (in De Jantjes en Oranje Hein) en van Esther de Boer-van Rijk, waar ze naast De Boer-van Rijk (Kniertje) in Heijermans’ Op hoop van zegen stond.

Het Gezelschap Jan Nooy speelde tijdens de Tweede Wereldoorlog door, zij het veel minder frequent. In 1941 stond bijvoorbeeld Tijs Wijs op het repertoire, Jan Nooys toneelbewerking (voor kinderen) van het gelijknamige stripverhaal van Willy Smit. Bep Nooy speelde Katrijn. In 1943/44 speelde ze bij het Gezelschap Ben ter Hall in de kinderrevue Rob en Bob in sprookjesland. Voor zover bekend hebben Bep en Jan Nooy zich echter nooit aangemeld bij de Kultuurkamer. Na de oorlog bracht het gezelschap onder meer het antimilitaristische stuk Het licht in den nacht (1917) van de sociaal-democratische toneelschrijver Inte Onsman. Buiten het gebruikelijke repertoire vielen de opvoeringen, in 1949, van Dood van een handelsreiziger van Arthur Miller. Daarnaast speelde Bep Nooy onder meer bij Willem Goossens Volkstoneel.

In 1953 kreeg Jan Nooy een attaque en was Bep Nooy genoodzaakt de leiding van het gezelschap over te nemen. Het leidinggeven lag haar echter niet en in 1955 nam haar dochter het heft in handen. Bep Nooy bleef doorspelen, nu onder regie van haar dochter bij Het Amsterdams Volkstoneel, zoals Beppie Nooy jr. het gezelschap hernoemd had. In 1962 overleed Jan Nooy. Het jaar daarop vierde Bep Nooy, zeventig jaar oud, haar vijftigjarig jubileum in het Centraal Theater (Amsterdam) met haar rol van Tante Aal in Oranje Hein, een stuk van Bouber met liedjes van Louis Davids en Margie Morris. Het jubileum bleef in de pers nagenoeg onopgemerkt.

Erkenning

In 1970 kreeg Bep Nooy in theater Carré de Albert van Dalsumprijs van het Amsterdamse Fonds voor de Kunst toegekend voor haar rol als Na Druppel in De Jantjes. De jury beschreef haar speelstijl als ‘bescheiden, maar gaaf, doorleefd en innemend’ en haarzelf als een actrice ‘die haar leven lang het doorgaans niet erkende, noch officieel beschermde, maar wel populaire toneel heeft gediend met [...] voorbeeldige toewijding’. Nooy zelf zag de prijs als ‘een erkenning van het volkstoneel’ (De Waarheid, 5-9-1970). Daar had ze ongetwijfeld gelijk in: recensenten die decennia lang weinig of geen aandacht hadden besteed aan haar of het volkstoneel kwamen nu woorden te kort. Voor de Volkskrant (27-7-1970) was ze de ‘Koningin van het volkstoneel’, voor Trouw (24-7-1970) ‘de krachtpatser van het echte volkstoneel’. Bewondering voor of, beter misschien, verbazing over haar vitaliteit – ze danst! ze zingt! – spreekt uit alle krantenartikelen.

Even leek Beppie Nooy na een val in 1971 van het toneel te verdwijnen. Zelf dacht ze daar anders over. Een jaar later stond ze bij de viering van haar zestigjarig jubileum, bijna tachtig jaar oud, weer even vitaal op de planken van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Ze speelde, onder regie van haar dochter, Kniertje in Op hoop van zegen, de rol waarmee ze sinds 1961 volle zalen had getrokken. Medespeelsters waren onder anderen Andrea Domburg, Nelly Frijda en Hanny Vree. Bij deze gelegenheid, die tevens het begin van haar afscheidstournee was, ontving ze een gouden medaille van verdienste uit handen van Han Lammers, toenmalig wethouder kunstzaken van Amsterdam. Het afscheid viel haar moeilijk: ‘Mijn hele leven heb ik ’s avonds gewerkt’ (Telegraaf, 23-9-1972). In 1973 werd een ‘gebeeldhouwd portret’ van haar, gemaakt door Pieter de Monchy, onthuld in de hal van theater Carré.

Na haar afscheid trok Bep Nooy zich terug in een verzorgingshuis in Zeist. In april 1976 werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Nauwelijks vier maanden later overleed ze. Bep Nooy werd opgebaard in een ‘chapelle ardente’ in theater Carré, waar het publiek afscheid van haar kon nemen, en op 20 augustus werd ze begraven op Zorgvlied. Als hommage aan haar zond de VARA de in de jaren zestig gemaakte televisieregistratie van een opvoering van Op hoop van zegen uit. Nog eenmaal kon iedereen Bep Nooy zien in haar glansrol Kniertje.

Reputatie

Het toneelleven van Bep Nooy is moeilijk te ontrafelen. Veel rollen heeft ze decennia lang gespeeld, bij het Amsterdams Volkstheater, maar ook bij andere gezelschappen. Bovendien heeft ze in tal van die stukken in de loop der tijd verschillende rollen gespeeld. Vast staat dat Bep Nooy en het volkstoneel (onder welke naam dan ook) van ca. 1920 tot in de jaren 1970 vooral triomfen vierden met stukken van Bouber, Marius Spree en Heijermans.

Het volkstoneel bleef een ondergeschoven kind in de wereld van toneelcritici en dientengevolge figureerde Bep Nooy voornamelijk in de marge van die wereld. H.A. Gomperts was een van de weinige serieuze toneelcritici die relatief vroeg (in 1961) haar talent erkende: ‘Bep Nooy was een geloofwaardige en heel aandoenlijke Knier [...] met in haar slotscène de volle portie stille innigheid’ (gecit. Parool, 30-9-1972). Pas in de jaren 1970 kreeg het volkstoneel meer waardering, vooral dank zij het feit dat Bep Nooy de Albert van Dalsumprijs kreeg.

Naslagwerken

Coffeng; Honig; wiki.theaterencyclopedie.nl.

Archivalia

Theater Instituut Nederland, Amsterdam: personaliamap Beppie Nooy sr. [bij enkele knipsels ontbreekt de datum en/of de naam van de bron (krant, weekblad)].

Rollen

Voor door Bep Nooy vertolkte toneelrollen en de gezelschappen waarbij zij gespeeld heeft, zie Honig.

Literatuur

  • Citaten uit kranten en bladen zijn afkomstig uit de personaliamap Nooy (zie onder Archivalia).
  • M. Nooij en A. Nooij-Dekker, Genealogie Nooij van Monnickendam (gereformeerd) met voor- en nageslacht van Beppie Nooij (Edam r.k.) (Hilversum 1994) [ex. Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag].
  • Bertjan ter Braak, ’t Is Nooy geweest! Kroniek van een theaterfamilie (z.p. [Alkmaar] 2011).
  • nooy.weblog.nl [geraadpleegd januari 2012].

Illustraties

  • Portretfoto, door Studio Harry Pot, 1973 (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo).

  • Bep Nooy in De Jantjes (1969/70), met Johnny Jordaan. Uit: Ter Braak, ’t Is Nooy geweest.

Auteur: Anna de Haas

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 877

laatst gewijzigd: 16/10/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.