08 - 03 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Ter vergadering verschijnen raadsheer
Schot, pensionaris
De Glarges en
fiscaal
Kinschot om namens de gedelegeerde
rechters
mondeling te reageren op zowel de brief over de voortzetting van
hun
besognes te
Rotterdam als die over
Van
Heulen. Zij beraadslagen acht uur per dag en
zullen
daarmee voortgaan om de zaak zo spoedig mogelijk af te ronden.
Vanwege
de onrust onder de Rotterdamse gemeente is het echter ondoenlijk
bepaalde personen aldaar te horen en daarom willen zij graag een
besluit over het verleggen van hun werkzaamheden naar
's-
Gravenhage.
Wat de aangehouden Van Heulen betreft hebben de rechters aan de magistraat van
Middelburg geschreven hem naar de Voorpoort te sturen
en verzoeken zij HHM erop toe te zien dat dit ook gebeurt.
Het eerste punt is door de heren van
Holland in beraad
gehouden. Inzake het tweede punt zullen HHM aan de baljuw,
burgemeesters en regeerders van Middelburg schrijven Van
Heulen hiernaartoe te zenden om met anderen gehoord te
worden.
2
Hindelopen en
Ter Cuijlen doen
mededeling van een
brief van
Feith en
Broersema d.d.
Emden 17/27 feb. over de tegenwoordige toestand aldaar.
De heren wordt verzocht de RvS op de hoogte te stellen van de brief.
31
De op 6 maart ontvangen brief van
Sommelsdijck en
Languerack wordt
besproken.
Zij
berichten dat de
koning van
Frankrijk satisfactie
wenst voor het vertrek van
Haultain en de onder hem
varende schepen.
HHM zullen antwoorden dat zij dit met de eerder geschreven redenen moeten excuseren. De aldus opgestelde en goedgekeurde brief zal echter niet worden verzonden voordat het rapport van Haultain is gehoord.
Noortwyck,
Beaumont en
Hertevelt zullen
D'Espesses over de redenen
informeren en hem
verzoeken ook te schrijven.
4
Rantwyck,
Brouchoven en
Van der
Lingen schrijven d.d. Leeuwarden 4 maart over de toestand
aldaar.
Vereist geen resolutie.
5
Daniƫl de Slachmulder, fiscaal van de Zeeuwse Admiraliteit, stuurt conform hetgeen
hem door HHM op 2 maart was gelast, een inkomstenstaat van de
konvooien
en licenten over de jaren 1624 en 1625 respectievelijk belopend
59.696
pond 10 sch. 5 groten 6 p. Vlaams en 38.789 pond 2 sch. 5 groten 2
p.
Vlaams.