02 - 07 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Jacob van Paffenroede, drost te Gorinchem, schrijft d.d. Gorinchem 30 juni dat de
soldaten van het garnizoen 22 paarden van ingezetenen van
Sprang en
Besoijen in beslag
hebben
genomen onder het voorwendsel dat er onvoldoende licent voor is
betaald. HHM hadden de uitvoer toegestaan.
De drost zal geschreven worden de paarden kosteloos vrij te geven en de zaak aan de
Admiraliteit te Rotterdam
te renvoyeren voor een beslissing.
Op het rekest waarin de ingezetenen van Sprang en Besoijen zich over de gang van zaken beklagen, laten HHM appointeren dat zij zich tot de drost van Gorinchem moeten wenden om de hem opgedragen vrijlating van de paarden te verkrijgen.
2
Op attestatie van burgemeesters, schepenen en raad van
Zevenbergen is drost
Gerard van Walhoven
voor de
uitoefening van zijn functie de invoer van een klein paard
toegestaan,
tegen betaling van Bosch' licent en onder waarborg dat het daar
blijft.
3
Van
Z.Exc. is een brief d.d. 29 juni ontvangen waarin hij aanbeveelt
het rekest van de
weduwe van kapitein
Tubbe in
te
willigen door in haar onderhoud te voorzien.
HHM besluiten dat behalve de oudste ook de tweede zoon van de kapitein zal worden aangesteld bij de compagnie die hun vader heeft aangevoerd. Totdat hij feitelijk dienst doet, zal hij de gage van een soldaat ontvangen.
4
De secretaris van Z.Exc.,
Constantin Huigens, mag voor driekwart vrij de zes koetspaarden die hij voor de
beoogd ambassadeur
Killegrew had
ingekocht, naar
Engeland laten uitvoeren.
5
Geraert Hoeben verzoekt het op 27 juni aan
Willem
Arentsen
Couwenhoven toegekende octrooi op het perpetuum mobile
niet
te effectueren aangezien het niet diens, maar zijn uitvinding
betreft.
Hendrick van Eck,
Antwerpen en
Vosbergen zullen beide partijen
horen.
6
Het verzoek van
Matthys Herberts uit Rosmalen en
Goijart
Lucas uit Geffen
om ongeveer dertig zakken van hun hop te mogen invoeren is
afgewezen.
7
Caspar van Aken, monstercommissaris van
Mansfeld, mag
tegen betaling van 's lands rechten en onder waarborg dat de wapens
niet naar een andere plek gaan, twintig paar pistolen, twintig paar
sporen, stangen en stijgbeugels uitvoeren voor
commissaris-generaal
Peuplits en de oversten
Ferentz
en
Carpersum.
8
Cornelis Gerrits mag tegen betaling van 's lands rechten ten behoeve van de
Kleefse raden zesduizend tonnen turf en, voor het
herstel van
het
kasteel en de kanselarij, duizend planken van dennenhout tezamen
met
driehonderd sparren naar
Emmerik
[Emmerich] vervoeren.
9
De
Amsterdamse Admiraliteit
schrijft d.d. 26 juni dat in
Pasajes in allerijl veertig patassen worden uitgerust en dat zich
daarbij ook een groot schip uit
Duinkerke
bevindt.
De andere Admiraliteitscolleges, kapitein
Dorp en
Joachimi zullen worden
gewaarschuwd.
10
Matelieff heeft voorschrijven aan de
koning van
Polen verzocht teneinde snel recht te verkrijgen. In de
aanhef
zou ook de titel van Zweden dienen te worden vermeld aangezien de
koning de brief anders niet zou willen accepteren.
HHM staan dit toe. Aangezien in 1621 die titel ook is gebruikt bij de komst van een ambassadeur van de koning van Polen, meent men dat dit opnieuw zonder nadeel voor de
koning van Zweden kan worden toegepast. Matelieff moet het
wel zo inrichten dat niemand daaruit consequenties kan afleiden.
Het
is tenslotte niet de bedoeling van HHM de koning van Zweden te
benadelen.
11
Antwerpen en
Beaumont hebben met die
van
Breda gesproken over de servitiën en berichten
dat
deze vertegenwoordigers niet gelast zijn om tot een akkoord te
komen,
maar het liefst de betaling in termijnen gesteld zien. Daarop is
voorgesteld de helft toe te kennen, maar met een besluit wordt nog
gewacht.
12
In zijn advies over het op 20 juni ingediende verzoek stelt de RvS dat de vissers uit
Engelen toegestaan mag worden hun vis aan beide zijden ter markt te
brengen.
HHM willen op deze zaak niet ingaan.
13
De RvS heeft HHM verzocht een besluit te nemen over de voorgenomen veranderingen in het plakkaat van retorsie.
Hendrick van Eck, nog door
Holland
toe te
voegen
gedeputeerden,
Beaumont,
Hertevelt,
Lyclama,
Ter
Cuijlen en
Broersema
zijn
gecommitteerd
tot resumptie van de zaak.
14
De RvS heeft in zijn advies d.d. 29 juni over de op 20 juni door
Halewijn ingediende memorie gesteld dat pas bij het te velde trekken
van het leger te bepalen is hoeveel commiezen en conducteurs
aangesteld zouden moeten worden en tegen welk traktement. De
schrijver
van de commissaris-generaal zal net als de conducteurs een gage van
1
gld. per dag ontvangen, maar wel circa drie maanden langer vanwege
het
depêcheren van de attestaties en dergelijke.
Op deze twee punten besluiten HHM conform het advies van de Raad, maar wat betreft zijn suggestie over het derde punt, het voortzetten van het dienstverband van degenen die eerder over de schepen zijn aangesteld, willen HHM nog in beraad houden of kapitein
Adriaen de dienst opgezegd zou moeten worden.
15
De RvS heeft 30 juni geadviseerd over de op 10 juni ontvangen brief van de
Rotterdamse Admiraliteit
inzake het hooi dat de
Brabantse boeren uit de dorpen van de Republiek willen betrekken.
Gezien het schrijven van de
gouverneur van
Heusden
meent de RvS dat de boeren dit kan worden toegestaan mits zij
licent
betalen en waarborgen dat het hooi niet naar de vijand wordt
vervoerd.
HHM houden een beslissing in beraad.
16
Het advies dat de RvS op 8 juni over het ijken van de schepen heeft gegeven wordt opnieuw besproken. De Raad stelt dat zowel het eerdere als het door de gedeputeerden van
Holland ingeleverde nadere ontwerp inzake de ijking kan worden
gevolgd, behalve waar het de bewaring van de voetmaat betreft. Die
zou niet in Dordrecht maar bij de RvS bewaard moeten worden. In
plaats
van de plaatjes zouden de schepen voorzien moeten worden van een
brandmerk met het stadswapen en met de hoeveelheid lasten. Het loon
van
de kaagschuiten onder de tien last zou gelijk moeten zijn aan die
van
tien last. Schade die schippers zouden kunnen
lijden, komt vanwege de grote gevolgen niet in aanmerking voor
vergoeding. De
daggelden voor de schippers zouden in alle provincies volgens de
door
de Generaliteit vastgestelde voet moeten worden betaald en de
heren
van
Zeeland
zouden zich daaraan
dus ook moeten
houden.
Deze provincie dient dan ook gemaand te worden voor onderzoek en
vaststelling een lijst met haar betalingen van vrachten op te
sturen.
De gedeputeerden van Holland hebben verklaard dat zij akkoord gaan met deze bepalingen mits hun schippers een vergoeding krijgen voor de aantoonbare, in dienst van het land geleden schade aan hun schepen van voor de ingangsdatum van deze resolutie. De schippers van Zeeland dienen op gelijke voet met die van Holland te worden behandeld, ook als zij de liggelden uit de verordening niet willen aanvaarden.
De gedeputeerden van Zeeland hebben hun uitspraak over de bepalingen uitgesteld zodat de zaak zal moeten worden hervat.