04/01/1627

 
English | Nederlands

04 - 01 - 1627

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Essen, Beaumont, Hertevelt, Walta en Haersolte berichten in navolging van de resolutie van 2 jan. met Z.Exc. te hebben gesproken over de hem door Languerack gestuurde [nieuwe] artikelen. Deze dienen te worden besproken, maar Z.Exc. vindt dat als de Franse ambassadeur om gecommitteerden verzoekt hem dit moeilijk kan worden geweigerd.
Dientengevolge zullen enkele gecommitteerden naar de ambassadeur gaan om diens intentie te vernemen, zonder te laten blijken dat zij ergens van op de hoogte zijn. Indien de Franse ambassadeur het traktaat wil openbreken, dan moeten zij daarover niet met hem in debat gaan maar slechts een kopie vragen. Wanneer hij geen kopie wil afgeven maar zich beperkt tot een mondelinge toelichting, dan zouden de gecommitteerden zich ervan dienen te onthouden hiervan zelf kopie te maken. Hier te lande is het gebruikelijk om zaken officieel op schrift te zetten voor rondsturing aan de provincies, die vervolgens hun gedeputeerden ter Staten-Generaal last geven.
Essen, Duick en Beaumont zullen bij gelegenheid met de Franse ambassadeur spreken en wanneer deze aandringt dat er wel traktaten zijn gemaakt zonder instemming van de provincies en het traktaat van Compiègne hierbij betrekt, mogen zij meedelen dat er een verschil bestaat tussen het beginnen van nieuwe onderhandelingen of voortzetting van het oude traktaat omdat bij nieuwe onderhandelingen consent van de provincies vereist is, terwijl bestaande traktaten eenvoudiger kunnen worden verlengd.

2 Gemeld wordt dat de Venetiaanse ambassadeur Soranzo vanmiddag in Delft zal arriveren zonder te Rotterdam of elders te zijn verwelkomd.
De magistraat van Delft zal worden geschreven hem namens HHM te begroeten en op kosten van het land te onthalen. Z.Exc. zal worden verzocht de ambassadeur in Rijswijk tegemoet te rijden. Culenborch, Schagen, Boreel, Hertevelt, Walta en Alberts zijn aangewezen om Soranzo in zijn logement te complimenteren.

3 De RvS heeft in navolging van de resolutie van 24 dec. 1626 het openstellen van de licenten voor de neutralen nader op schrift gezet. Holland en Zeeland willen hiervan kopie om de zaak met hun principalen te bespreken. De overige vijf provincies hebben Holland en Zeeland verzocht het gewicht van de zaak en de argumentatie van de RvS ter harte te nemen, opdat snel tot de openstelling kan worden besloten.

4 Hendrixken Gerrits van den Heuvel, echtgenote van de voormalige ontvanger Vroesen, mag op haar verzoek ten overstaan van de fiscalen Kinschot en Van den Broeck procederen tot boedelscheiding om haar goederen te verkrijgen. Wel dient zij afdoende borg te stellen voor het voldoen van de rekening van haar man voorzover haar goederen daarbij wettig onderpand zijn.

5 HHM besluiten conform het advies van de RvS bij de graaf van Essex gage in te houden. De graaf heeft onder meer door wissels geld verkregen dat hem echter door zijn absentie van de vloot niet toekomt. Riche en Devoraux zullen alleen vanaf het moment van terugkeer bij hun compagnieën worden betaald.

6 Z.Exc. acht het verstandig, nu de vijand zijn troepen in garnizoen houdt, de bij Rees en in de nabijgelegen schansen achtergelaten compagnieën in winterkwartier te leggen.
HHM sluiten zich hierbij aan en laten de beslissing aan Z.Exc.

7 Marcus, de tolk van de Perzische ambassadeur, verzoekt te mogen vertrekken.
HHM staan dit toe en geven hem 60 gld. voor zijn inspanningen.

8 In een brief van de Franse koning d.d. Parijs 7 dec. 16261 verzoekt deze, indien Villetard niet in zijn rang kan worden hersteld, in diens plaats Desloges te benoemen. Deze benoeming zou hem aangenaam zijn.
HHM besluiten dat Z.Exc. de compagnie aan Desloges zal opdragen en zullen Languerack schrijven Z.M. te laten weten dat dit is gedaan om hem te behagen.

9 Burgemeesters en schepenen van het Vrije van Sluis verzoeken vanwege in een bijgevoegde verhandeling gegeven redenen hun privileges te mogen behouden. Tevens vragen zij om een akte die belet dat heerlijkheden in Vlaanderen worden verkocht zonder dat zij worden gehoord.
HHM zullen er te zijner tijd op toezien.

10 Voor 27 januari wordt een algemene bede- en vastendag uitgeschreven.

11 Morgen worden de gecommitteerden van de Admiraliteiten gehoord om te vernemen of zij in navolging van het laatste schrijven van HHM inmiddels alle schepen in zee hebben gebracht. Daarna zal met Z.Exc. en de RvS worden overlegd over de zeezaken.

12 De ambtman, burgemeesters, schepenen en raad van Grave klagen d.d. 10 dec. 1626 dat konvooimeester Rijmsdijck doorgaat met het naar zich toetrekken van de wijnhandel en dat generaal Eck zich wel ter plaatse op de hoogte heeft gesteld, maar nog niemand van de klagende kooplieden heeft gehoord. Verzocht wordt hierop alsnog acht te nemen in de besluitvorming over de zaak.
De brief gaat voor een beslissing naar de RvS.

13 Rantwijck en de andere gecommitteerden rapporteren dat gezant Quade de verdragsartikelen heeft meegedeeld waarop de Engelse koning de prins van Transsylvanië tot de alliantie heeft toegelaten. Z.M. heeft hem voorlopig toegezegd in Constantinopel [Istanbul] 100.000 gld. te verschaffen, zolang binnen de alliantie nog geen akkoord is bereikt over de maandelijks aan de prins te betalen 40.000 gld. Quade verzoekt HHM zich op gelijke wijze uit te spreken over zowel de toelating tot de alliantie als de financiële ondersteuning van de prins.
Vanwege de al aan de Deense koning toegezegde 50.000 gld. per maand besluiten HHM de verzochte financiële steun beleefd te weigeren. De Engelse verdragsartikelen zullen worden overgenomen en aan de provincies worden voorgelegd.

14 Naar aanleiding van de op 28 dec. 1626 ontvangen brief van resident Aissema verklaren de heren van Holland bereid te zijn hun quote in de drie maanden subsidie voor de koning van Denemarken te verschaffen, in navolging van de andere provincies.
Aangezien de provincies zich hierover nog niet hebben uitgesproken en de heren van Zeeland volhouden dat het Deense subsidie zou worden betaald uit de Venetiaanse gelden, besluiten HHM Aissema voorlopig te antwoorden dat hij op de ontvanger-generaal 7.500 rijksdaalder mag trekken. Dit bedrag resteert nog van de assignatie van 12.000 rijksdaalder op de administrator van Maagdenburg.

1 De in het Frans geschreven brief is geïnsereerd in S.G. 3186.