08 - 01 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Christoffel Schorer uit Sankt Gallen, gedeputeerde van de
hertog van
Longueville en van de directeuren van de nieuw ontworpen
stad
Henripolis
[Neuchâtel]
in het graafschap
Neuchâtel in
Zwitserland, verzoekt
aanzienlijke financiële ondersteuning voor de bouw van
kerken en
scholen en het
onderhoud van predikanten, schoolmeesters en andere verdreven
personen.1
HHM laten appointeren dat de algehele
toestand van het land niet toelaat hierop in te gaan.
2
Vosbergen en
Lyclama rapporteren
over het verzoek
met bijlagen van
Steventgen van
Daetzeler. Zij
hebben redenen gevonden voor de verlening van mandement van
appèl
tegen het ten gunste van
Rantwijck
gewezen vonnis van de RvS. Zo heeft de
Hoge
Krijgsraad
eerder in haar voordeel beslist en heeft
de
RvS in zijn vonnis geen rekening gehouden met bepaalde bedragen.
HHM besluiten het appèl toe te staan.
3
Voor
Joost Brasser wordt ordonnantie gedepêcheerd van het geld dat hij
in
opdracht van HHM voor de
Deense
koning heeft overgemaakt naar
Constantinopel
[Istanbul]. De
ontvanger-generaal zal de betaling
van
de
inmiddels verschenen derde termijn conform het met Brasser gesloten
contract uitvoeren.
4
De gecommitteerden inzake de kwestie
Amboina
[Ambon] is verzocht ook te beraadslagen over de instructie voor
de bezending naar
Engeland.
5
Resident
Aissema schrijft d.d. 8/18 dec. 1626.
Vereist geen resolutie.
6
Van de
Engelse koning is op 19 dec. 1626 een brief ontvangen waarin hij verzoekt
kolonel
Morgan verlof te geven.
HHM verlenen het
verlof aan Morgan om als generaal van de vier Engelse
regimenten
gedurende zes maanden naar de
Deense
koning
gaan. Het verlof zal ingaan
op de dag van zijn vertrek, met behoud van zijn functie en traktement
hier te lande.
In dezelfde brief heeft Karel I gevraagd om een heldere afwikkeling van hetgeen is betaald aan de vier regimenten.
Het schrijven gaat naar de RvS voor het opmaken van de afrekening.
7
Kapitein Sir
Jacob Asteleij vraagt drie maanden verlof.
Zijn verzoek wordt in beraad
gehouden.
8
De
koning van Groot-Brittannië schrijft d.d. 30 nov. 1626 ten gunste van kapitein
Conisbij die gage over de periode
van zijn absentie
wil ontvangen.
HHM willen hierin niet treden.
9
Admiraal
Reael schrijft d.d. Wight 29 dec. 1626.
Vereist geen resolutie.
10
Over de brief van de
koning van Polen d.d. 10 nov. 1626 met verzoek tot doorvaart van zijn
vrijwijnen wordt nog niets besloten. Dat geldt ook voor een
gelijksoortig verzoek van de stad
Bremen.
11
Van de
Admiraliteit in Zeeland
is een brief d.d. 5 jan. ontvangen waarin wordt bericht dat zij twee schepen naar de kust stuurt en dat de overige zullen volgen zodra die gereed zijn.
12
Gebleken is dat sommige ritmeesters met meerdere taken zijn belast en daardoor hun ruitercompagnieën niet zelf leiden, hetgeen nadelige gevolgen heeft. Overwogen wordt deze ritmeesters hun traktementen te laten behouden en andere kapiteins aan te stellen die feitelijk hun werk doen. Omdat dit leidt tot stijgende kosten voor het land wordt voorgesteld de ruitercompagnieën te verkleinen en zo geld uit te sparen voor nieuwe traktementen.
Eerst zal het voorstel voor advies worden voorgelegd aan Z.Exc. en de RvS.
13
Licentmeester
Oostermans te Bergen op Zoom schrijft d.d. 4
jan. in antwoord op het schrijven van HHM van 30 nov. 1626 dat hij
de levensbehoeften aan de plattelandsbewoners uit
de
omgeving van
Steenbergen laat toekomen conform de
lijst. Zij die geen lijst hebben, halen hun bier en waren uit
Steenbergen.
Dit zal de
Admiraliteit te
Rotterdam
worden bericht.
14
De
weduwe van La Case verzoekt restitutie van het geld dat haar man bij
het
aanvaarden van zijn compagnie heeft moeten betalen. Gedurende de
belegeringen van
Bergen op
Zoom en
Breda is hij bovendien per 42 dagen
betaald in plaats van per 32 dagen, zoals in zijn commissie
stond.
Zij vraagt het verschil van tien dagen te vergoeden.
HHM wijzen het verzoek af.
15
Naar aanleiding van hun verslag van het overleg met de gedeputeerden van de Admiraliteiten, melden de heren van
Holland dat hun
principalen
unaniem van
mening zijn dat de Admiraliteiten de met advies van Z.Exc. genomen
besluiten over de zeebewaking onverkort moeten uitvoeren. De
overige
gewesten sluiten zich hierbij aan.
De Admiraliteiten zullen dus aan het nakomen van de genomen besluiten worden gehouden.
Tevens vinden de Staten van Holland het goed dat de provincies per brief worden aangespoord tot het opbrengen van hun consenten in de subsidies voor de Admiraliteiten, maar menen zij dat ook een bezending van de provincies door gedeputeerden uit de Staten-Generaal aan de orde is.
De andere provincies zijn dit met Holland eens en de
Staten van Utrecht
zal daarom worden verzocht het tijdstip van hun vergadering aan HHM mee te delen.
Noortwyck en
Beaumont
zijn tot de bezending gecommitteerd in het geval die dan nog nodig
wordt geacht.
De gedeputeerden van Holland hebben ook meegedeeld dat hun principalen het verzoek van de
Staten van Overijssel
inzake de vertegenwoordiging in de
Admiraliteit te Rotterdam
ongegrond achten. Overijssel houdt geen onder dit College vallend kantoor of wacht.
De overige provincies keuren het verzoek echter goed en dus is Holland verzocht zich te schikken.