18/02/1627

 
English | Nederlands

18 - 02 - 1627

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Nicolaes van der Mijl, controleur van de artillerie en fortificatie, verzoekt verhoging van zijn traktement. Hij heeft zijn ambt sinds 1602 met grote toewijding vervuld en zware arbeid geleverd.
Vanwege de grote gevolgen die verhoging van het traktement voor het land zou hebben, kennen HHM voor zijn trouwe dienst tot en met 1626 eenmalig 1.500 gld. toe.

2 Aert Hendrixen heeft geantwoord op het rekest dat de boden op 4 feb. tegen hem hebben ingediend.
Na lezing is besloten dat repliek zal worden gegeven.

3 De vaart op de Dijle kent grote lorrendraaierij. De waren gaan in tonnen naar Antwerpen en worden door sommigen met gist besmeerd zodat het lijkt alsof er bier in zit. Ook vanuit Prinsenland vindt dergelijke aanvoer plaats.
De Admiraliteiten in Zeeland en Rotterdam zullen worden gewaarschuwd en dienen maatregelen te treffen.

4 Jan de Rycker, burger van Amsterdam, verzoekt octrooi voor zijn uitvinding van het maken van metalen kanonnen
Gaat voor advies naar Z.Exc. en de RvS.

5 Jan Appelman verzoekt te worden benoemd tot assistent en controleur van de commies van de levensmiddelen te velde.
Het rekest is voor advies aan de RvS gegeven.

6 Ontvanger-generaal Doublet is op 22 jan. gelast Joost Brasser 50.000 gld. terug te betalen, restant van de 288.000 gld. door hem aan het land verstrekt. De ontvanger beschikt niet over middelen, tenzij hij het geld leent.
HHM machtigen Doublet het geld te lenen. Aangezien de vergoeding op 16 jan. had moeten plaatsvinden zal vanaf deze datum rente worden berekend. De rente zal lopen tot Brasser betaald is.

7 De Admiraliteit in Zeeland schrijft in haar brief van 13 feb. dat de wanorde op het schip van kapitein Croock is ontstaan door zijn zwakke optreden.
HHM besluiten kopie van de brief aan de Admiraliteit in het Noorderkwartier te sturen. Zij moet ten aanzien van de kapitein en de matrozen die geweigerd hebben om in zee te gaan handelen vanuit het landsbelang.

8 De heren van Zeeland berichten over een rekest van 41 gevangenen te Duinkerke, die om hulp smeken.
HHM nemen nog geen besluit.

9 De Bie en andere gecommitteerden van HHM doen rapport vanwege de rekesten van hofmeester Mortaigne, de vrouw van commissaris Padborch en anderen. Deze personen willen in dienst worden genomen als conciërge in het huis dat HHM zullen gaan huren voor de buitenlandse ambassadeurs. De diverse supplianten hebben hun verzoek toegelicht.
HHM verzoeken de gecommitteerden te adviseren.

10 De gecommitteerden inzake Oost-Friesland rapporteren dat de graaf de akte van neutraliteit is overhandigd. Daarop heeft de graaf toegezegd de komst van de gedeputeerden van zijn stenden af te wachten. Hij vertrouwt erop dat de kwestie kan worden afgehandeld zodra die zijn gearriveerd. Dit hebben de gecommitteerden hem beloofd.

11 Essayeur-generaal Laurens van Theilingen is voor acht jaar octrooi verleend op zijn gedenkpenningen. Niemand mag die kopiëren, op straffe van verlies van penning en stempel, met een boete van 100 gld. Hij toont drie van zijn ontwerpen: het beleg en ontzet van Bergen op Zoom, de slag van graaf Bossu op de Zuiderzee en één met de inscriptie "me patriae impendi non gratus si petis ultra" op de ene zijde en "nunquam numen abest, saltem confidite Belgae" op de andere zijde. Van Theilingen zal geen penningen mogen slaan zonder deze eerst te tonen.

12 De keurvorst van Keulen verzoekt in een brief zijn vastenkost uit deze landen te mogen halen. Tevens is een soortgelijk verzoek besproken van de keurvorst van Mainz.
Met een beslissing, ook over de invoer van de wijnen voor Polen, wordt nog gewacht.

131 Steventgen van Daetselaer, weduwe van luitenant Henrick Piper van Minden , ritmeester van de koning van Bohemen, impetrante bij appèl, doet eis contra luitenant-kolonel Hans Willem van Randwijck, gedaagde, en de RvS. Arnoult de Vogel, procureur namens de impetrante, concludeert bij appèl dat het vonnis van de RvS d.d. 21 nov. 1626 nietig dient te worden verklaard, onder verwijzing naar het vonnis van de Hoge Krijgsraad d.d. 11 mei 1624. Tevens doet Vogel eis van kosten. Johan de Witte, procureur namens de gedaagde, concludeert dat het beroep niet ontvankelijk is en wil dientengevolge goedkeuring van het vonnis van de RvS. Hij doet eveneens eis van kosten. Vogel houdt vast aan repliek en De Witte aan dupliek.
De partijen moeten binnen één maand de gerechtelijke stukken overhandigen.

1 Deze resolutie is door een klerk ingeschreven in S.G. 52.