19 - 05 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Nadat de gecommitteerden met Z.Exc. hadden gesproken, heeft de
Franse ambassadeur aan
Duick,
Vosbergen
en
Hertevelt verklaard sinds
jaar en
dag
volmacht te hebben om te onderhandelen. Af en toe
ontvangt
hij van
de
koning speciale last hoe ver
hij hierin mag
gaan.
Uit iedere provincie wordt iemand aangewezen om met de ambassadeur te onderhandelen:
Noortwijck, Vosbergen, Hertevelt,
Walta,
Haersolte. Uit
Gelderland en
Groningen
wordt iemand benoemd zodra de afgevaardigden van deze provincies
zijn teruggekeerd.
De bespreking van de aanhef van het traktaat dienen zij tot
het
laatst toe uit te stellen en zij moeten er op letten
dat die
de reputatie van de Republiek niet aantast.
Allereerst
zal moeten worden bedongen dat de akkoorden van
Compiègne
met betrekking tot de betaling van de onkosten
van de
vloot onder luitenant-admiraal
Haultain en het
transportgeld voor de
ruiters van
Mansfeld worden
nagekomen. Verder
dient te worden aangestuurd op een
jaarlijkse
ondersteuning van ten minste 1.200.000 gld. over een periode van
vijftien
jaar, maar niet in de vorm van een lening. Indien de
Franse koning in oorlog raakt met
de
Spaanse koning terwijl de
Republiek ook nog met hem in
oorlog is, zal wederzijds worden bedongen dat de een geen
onderhandelingen begint zonder het consent van de ander. Tijdens de
oorlog zal de ene partij ook geen voor de
ander nadelig bestand mogen sluiten. De gecommitteerden moeten
tevens
bedingen dat Spaanse oorlogsschepen uit Franse havens worden
geweerd.
Indien zij daar toch worden binnengejaagd, dienen Nederlandse
goederen en
personen te worden ontzien. De regelingen uit het verdrag
van
Compiègne met betrekking tot de hulpverlening aan
Frankrijk dienen te
worden gehandhaafd. Met betrekking tot de handel moet worden
bedongen
dat de inwoners van de Republiek niet hoger aangeslagen worden op
de in- en
uitgaande goederen dan de Franse onderdanen en de inwoners van
omringende
landen met de laagste heffingen.
Alle voorgaande punten
dienen
echter eerst met Z.Exc. te worden besproken, in het bijzonder de vraag of
men
niet wederzijds mandaten zou moeten overleggen.
2
De
Staten van Friesland
nomineren per brief dr.
Hero Viarda als raad in de
Admiraliteit in
Friesland
.
HHM verlenen commissie en Viarda heeft de eed afgelegd.
3
Naar aanleiding van de berichten in een brief van resident
Aissema d.d. 28 april verzoeken de heren van
Holland te beslissen over
de afsluiting van de
Wezer.
4
Carl van Cracou schrijft d.d. 10 mei.
De heren van
Holland zullen over enkele van zijn punten overleggen.
5
De heren van
Zeeland hebben vermindering van hun quote gevraagd wegens onder meer
hun
afnemende handel.
Op verzoek van HHM hebben zij deze propositie op schrift gezet. 1
Het staatkundig verband van een republiek vereist een eendrachtig financieel beleid. Dit kan het beste worden bereikt door vast te houden aan de grondregels van de Unie. Bij een verschil van mening dient men niet het gemeenschappelijk beleid af te vallen en de contributies achterwege te laten, maar billijk naar elkaars redenen te luisteren.
Onder dit voorbehoud hebben de
Staten van Zeeland
sinds vele jaren ingestemd met het heffen van de gemene en andere middelen ten gunste van de Unie, waartegen zij de lasten van de Generaliteit hebben aangenomen. Onlangs nog hebben zij voor vijf maanden de betaling van zes en een halve compagnie op zich genomen. Ondanks al hun inspanningen kunnen de Staten echter de nood van het land niet lenigen. Daarom verzoeken zij reeds sinds enkele jaren verlaging van hun quote. De toename van de lasten heeft hun hoe langer hoe meer doen beseffen dat de Zeeuwse handel afneemt. Door herziening van de quote zou men daarentegen de Unie kunnen behouden. Zeeland heft alle middelen die in de Unie bekend zijn en al deze middelen zijn nu verpacht. Daarnaast wordt nog de dertigste penning van de collaterale successie geheven.
Ondanks deze en andere heffingen komt de provincie op de jaarlijkse petities tussen de 3 à 500.000 gld. tekort. Men heeft zich daarom tot doel gesteld dit tekort aan te vullen en ondertussen, indien noodzakelijk, geld te lenen. Inmiddels bedraagt de schuld van Zeeland 1.300.000 gld., boven de 600.000 gld. aan rente ten behoeve van de Unie. Om meer geld te innen is geprobeerd enkele belangrijke imposten te verhogen, zoals die op wijn en bier. Dit is echter gestuit op verzet van de pachters die de lagere belasting van de vorige ordonnantie prefereren vanwege een beter resultaat. Dit is tevens de algemene opinie.
De onroerende goederen kunnen vanwege veelvuldige overstromingen en grondverzakkingen geen lastenverhoging meer verdragen. Voor de inning van de extraordinaris middelen - het haardstedengeld en de duizendste penning - heeft men, ondanks een hoog salaris, in drie steden geen ontvangers kunnen vinden. Zodoende heeft men de ontvangers van andere middelen hiertoe moeten dwingen, onder het dreigement dat zij anders de voordelen die zij van het land genieten zullen verliezen. Geldleningen, geprobeerd door de ontvanger-generaal, hebben geen succes. Hoe meer moeite men voor de lening doet, des de terughoudender stellen de mensen zich op - zelfs in die gevallen waarin aanzienlijke functionarissen bereid waren hun krediet te stellen. Enig zicht op verbetering is al met al niet voorhanden.
In vier steden zijn de lieden verarmd door de grote kredieten die zij bij de
Admiraliteit
hebben uitstaan, maar onbetaald blijven. Zeeland is een kleine gemeenschap en de schuld van ruim 1.300.000 gld. drukt zwaar. Het is riskant van deze lieden, onder wie veel zeelui, ondertussen de ordinaris en extraordinaris belasting te eisen. Door tegenslag en slechte jaren in de landbouw zijn veel stedelingen verarmd en de boeren door de hoge belastingen nog meer. Koopvaardij en visserij ondervinden voortdurend tegenspoed. Het opheffen van de blokkade van de havens van
Vlaanderen betekent de ruïnering van Zeeland en het blijkt dat deze
blokkade niet waterdicht is. Van de visserij - ooit de hoofdnering
van
Zeeland -
is weinig meer over. Van de vierhonderdvijftig zoutpannen zijn er
nog
minder dan vijftig over en ook deze liggen stil. De wijnhandel,
met
Middelburg als stapelmarkt, is tot een derde van
zijn
oorspronkelijke
omvang gekrompen. Dit geldt tevens voor de tollen. Het op peil
houden van de
Zeeuwse binnenwateren
levert excessieve kosten op.
De Staten willen bijstelling van de quote om naar vermogen aan de Unie te kunnen blijven bijdragen. Aangezien de provincies allemaal met de Unie verbonden zijn en deze ter handhaving van het algemeen belang dient, acht men dit een gegrond verzoek. Sinds 1579, zelfs na 1621, zijn de quoten van andere provincies meer dan eens aangepast. Bovendien is Zeeland in vroeger tijden nooit aan een quote gebonden geweest vanwege de onzekerheid
met betrekking tot de bedijkingen en de handel. De Staten van Zeeland
vertrouwen erop dat HHM een weloverwogen besluit zullen nemen tot
behoud van de provincie.
6
De heren van
Holland presenteren het resultaat van hun beraad met de gedeputeerden
van de Admiraliteiten over de
zeebewaking. De heren van
Zeeland hebben verzocht
dit apart te mogen bestuderen, om hierover morgen hun mening te
uiten.
De heren van Zeeland zullen hierover met die van Holland overleggen, opdat de kwestie morgen in de vergadering kan worden hervat en afgehandeld.