02 - 06 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De heren van
Holland verklaren genoodzaakt te zijn bij afzonderlijk plakkaat de
Utrechtse hele en halve schelling te verbieden.
HHM sturen generaalmeester
Van der Meiden opnieuw naar
Utrecht om alsnog
de stempels van de hele en halve schelling in te trekken.
2
De op 26 mei gecommitteerden berichten over het voorstel van
Jan Aventroot. Deze wil graag een jacht met dertig man naar de
Zuidzee sturen,
om daar enige exemplaren van de door hem opgestelde
alliantie 1
te
verspreiden.
HHM gaan hier niet op in.
3
Burgemeesters, schepenen en raad van
Nijmegen schrijven d.d. 16 mei dat mineur
Jan
Hanssen
doorgaat met zijn huis ter beschikking te stellen
van de remonstranten. Toen zij hem in navolging van de plakkaten
daarover hebben aangeklaagd, heeft hij verklaard onder de
krijgsraad te
vallen.
HHM antwoorden dat deze uitvlucht niet geldt, aangezien het een politieke kwestie is. De magistraat dient daarom volgens de plakkaten tegen Hanssen te procederen en de boeten op te leggen en wordt daartoe door HHM gemachtigd.
4
Z.Exc. en de aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten te
Rotterdam
,
Amsterdam
en in het
Noorderkwartier
verschijnen ter
vergadering
vanwege hervatting van het beraad over de zeebewaking.
HHM laten de genomen resolutie morgen uitschrijven.
5
Afgesproken is dat de provincies elke drie maanden hun quote in het subsidie voor 1627 van het miljoen voor de oorlog ter zee aan ontvanger-generaal
Doublet geven. Aangezien men nu de zesde maand van het jaar ingaat,
laten HHM decharge opstellen voor het tweede kwartaal. De
ontvanger-generaal mag het geld uitsluitend aan de
Admiraliteiten geven, die hiermee de schepen op de kust van
Vlaanderen moeten
betalen.
Ondanks verschillende serieuze verzoeken blijven sommige provincies in gebreke bij het betalen van hun quote in het subsidie over de voorgaande jaren.
Omdat de nood van de Admiraliteiten zo hoog is, laten HHM de provincies die in gebreke blijven bezenden. Zij dienen in vergadering te zijn wanneer de afgevaardigden arriveren.
6
Naar aanleiding van de punten in de op 31 mei ontvangen brief van
Berckel en
Van der Hoge besluiten
HHM de akte
wegens de door hen met
Kesselaer overeengekomen
uitwisseling
van Spaanse gevangenen goed te keuren. De akte
zal ter
naleving aan de Admiraliteiten en de
VOC
en de
WIC
worden gestuurd.
Tevens
krijgt
Blasius Soares, een Portugese
geestelijke die in
Rotterdam gevangenzit, paspoort om naar
Brussel
te
gaan. Hij zal daar de betaling van teerkosten proberen te
verkrijgen.
Indien
hij hierin niet slaagt, dient hij zich weer aan te geven. Zijn
medegevangenen staan borg.
In de brief is tevens sprake
van
een mogelijke ruil van sinds 10 oktober 1626
genomen gevangenen.
Kesselaer heeft het op zich genomen naar Brussel te
gaan om hierover van de
Infanta
een besluit te
krijgen. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat het initiatief
hiertoe van de
Republiek is uitgegaan. HHM schrijven dat dit tegen de instructie
is, volgens welke Berckel en Van der Hoge alleen maar mochten
luisteren: pas wanneer Kesselaer iets voorstelde, konden zij
hierop in
gaan. Indien deze handelwijze
wordt gevolgd, mag een nieuw traktaat worden gesloten met
betrekking tot de gevangenen
ter zee, op de binnenwateren en te land waarvoor nog
geen andere afspraken zijn gemaakt. Personen die niet
door de koning of diens Admiraliteit dan wel door HHM of onder
hun gezag zijn gevangengenomen, vallen buiten de regeling. Dat
geldt
ook voor de particuliere gevangenen van de VOC en de WIC. De
commissarissen zullen erop letten
dat degenen die door Duinkerkers zijn gevangengenomen en naar de
Golf van Biskaje gebracht, niet tot de Spaanse
gevangenen
worden gerekend maar worden beschouwd als in
de
Noordzee
of
Het Kanaal te zijn gevangengenomen.
7
Bericht wordt dat de
fiscaal van de Admiraliteit in het Noorderkwartier weinig doet ter
naleving van het plakkaat wegens de
bewapening van koopvaarders en andere plakkaten.
De fiscaal moet hierover verantwoording komen afleggen.
8
De pachters van
Boetzeler mogen vijf merries naar zijn landen in
Maas en
Waal brengen, op voorwaarde dat deze nergens
anders worden gebracht.
De
heer van Kervendonck mag tegen Bosch' licent drie
okshoofden wijn, vijf mud zout, honderdvijftig pond stokvis, drie
kinnetjes zeep, honderd pond kaas, 100 gld. aan suiker en
specerijen en 3.000 gld. aan doek- en zijdewerk naar
Kervendonck brengen, op
voorwaarde dat de goederen nergens anders terechtkomen.
De
vrouwe van Spaldorp en de
vrouwe van Zelhem
mogen
tegen Bosch' licent ieder acht okshoofden wijn, tweehonderd pond
stokvis, zes mud zout en honderd pond kaas halen, op voorwaarde
de waren
nergens anders te brengen.
Caspar Clos, sluiter te Xanten, mag voor zichzelf en
zijn
aangehuwde kinderen tegen Bosch' licent naar
Xanten
drie loop zout,
anderhalf vat boter, een ton gezouten kabeljauw, twee okshoofden
Franse
wijn, twintig pond pruimen, zes pond krenten, vier pond peper, een
pond kaneel, twaalf pond rijst, honderdvijftig pond stokvis,
tweehonderd pond kaas, een vat zeep, tien broden suiker, veertig
pond
siroop, zestien pond rozijnen, acht pond gember, twee pond nagelen,
een
half pond safraan en zestien pond stijfsel en blauwsel brengen,
op
voorwaarde dat de waren daar blijven.
Tien kanselarijraden, vier secretarissen, twee kanseliers, één kanselarijdienaar
en vier boden uit
Kleef mogen tegen betaling van Bosch' licent twaalf
pijpen wijn, een pijp Spaanse wijn, veertien kinnetjes zeep,
vijf en een halve mud zout, drie tonnen haring, vierhonderdtachtig
pond
stokvis, specerijen en wollen en zijden stoffen voor hun
levensonderhoud halen, onder voorwaarde dat de goederen nergens
anders belanden.
9
Voor
Bilderbeeck wordt van 942 gld. 14 st. ordonnantie gedepêcheerd. Het
betreft zijn declaratie over de periode van 14 juni 1626 tot 4 mei
1627 à 442 gld. 14 st. met daaraan toegevoegd zijn ordinaris
traktement van 350 gld. en 150 gld.
extraordinaris traktement.
10
De RvS adviseert
Gerrit Haes, burger en handelaar in levensmiddelen te Xanten, de door
hem verzochte
uitvoer van levensmiddelen toe te staan tegen Bosch' licent.
Op voorwaarde dat de eetwaren daar worden
genuttigd en nergens anders worden gebracht mag hij elke drie maanden naar
Xanten uitvoeren: duizend pond kaas,
honderd
pond Texelse kaas, duizend pond kanterkaas, drie vaten boter,
achthonderd pond stokvis, een half last gezouten kabeljauw, vier
tonnen bokking, negen tonnen haring van het seizoen, twee
vaten
raapolie, tien vaten zeep, twee pijpen Spaanse wijn, acht
okshoofden
Franse wijn, twee okshoofden wijnazijn, een half last traan, tien
zakken zout, een aam jopenbier, een pijp boomolie, een pijp siroop,
een
kwarteel pruimen, een ton stijfsel, zes korven rozijnen, een zak
rijst,
tweehonderd pond vijgen, driehonderd pond suiker, twee tonnen
weedas,
50 gld. aan kurk en 300 gld. aan specerijen en
apothekerswaren.