24 - 06 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
In aanwezigheid van
Z.Exc. is gesteld dat het tijd wordt het krijgsvolk in te zetten.
Hiervoor is het noodzakelijk dat het voor de
legerlasten
bestemde en door de RvS verzochte geld of een deel daarvan spoedig
wordt opgebracht.
HHM zullen de RvS een decharge doen depêcheren voor twee maanden legerlasten à 400.000 gld. De provincies wordt geschreven het geld klaar te hebben tegen de tijd dat zij de decharge zullen ontvangen.
Tevens is de kwestie van de betaling van de ongerepartieerde compagnieën hervat. De heren van
Holland is nogmaals verzocht het krediet van de
ontvanger-generaal te willen
ondersteunen. Zij
verklaren echter dat hun
principalen
zich
hier niet in kunnen vinden, omdat zij anders telkens worden belast
zonder dat de provincies zich verder om de lastenverlichting van
Holland
bekommeren.
De overige provincies behalve
Zeeland verklaren zich bereid hun quote te betalen, wanneer het geld
uit
Frankrijk niet arriveert, en Holland voor zijn
krediet schadeloos te stellen. De heren van Zeeland is verzocht
uiterlijk morgen een soortgelijke verklaring af te geven. Z.Exc.
wordt
verzocht
Zeeland
hiertoe over te
halen.
2
Carleton, extraordinaris ambassadeur van Groot-Brittannië,
toont
zijn credentiebrieven en dient zijn propositie in.
Conform de brief van de
koning ten gunste van Monschau,
beveelt hij aan de plaatsen van ritmeester
Monschau, acht kapiteins en een
luitenant - te
weten
Burgh,
Eduward
Conway,
Bret,
Courtney,
Morton,
Sprey,
Jorck,
Willoughbij en
Gilpijn - aan te houden gedurende
hun absentie.
Eveneens bezorgt
Carleton een brief van de koning d.d. 1 juni, waarin om uitvoer van
honderd
last
buskruit, 216 borstharnassen, 296 forketten, 452 ringkragen, twee
hellebaarden, 527 stormhoeden, 422 pieken en vier trommels wordt
gevraagd. In de akte van 18 juni
vanwege
de uitvoer van buskruit zou de daar genoemde vijftigduizend pond
moeten worden veranderd
in honderdtwingduizend pond,
reeds ingeladen. Tevens wil Carleton met enkele gecommitteerden
over
enige
punten in conferentie treden. Hij bedankt HHM voor de goede
ontvangst en voor hun - hopelijk blijvende - bereidheid zijn
neef als
agent van de koning
bij
gelegenheid audiëntie te verlenen. Deze heeft telkens
lovende
rapporten overgebracht.
1
De koning stuurt Carlton ter onderstreping van diens goede intenties en wenst de prinsen en HHM al het beste en hoopt op behoud van de goede betrekkingen. Vanuit dit perspectief hebben ook de Staten-Generaal, ter ondersteuning
van
Joachimi,
Catz als extraordinaris
ambassadeur gestuurd, die zich waardig van
zijn opdracht
kwijt. Diens
ambassade
bestond tot nu toe voornamelijk uit klachten. Door het slechte
leert men
pas
het kwade kennen en in het weten ligt de oplossing. Bij nader
onderzoek
blijkt het slechte echter meestal minder kwaad als gedacht en het
klagen niet waard. De koning heeft ook telkens zijn best gedaan
een
oplossing te zoeken door een van zijn beste raadsheren aan beide
ministers
toe te voegen op hun reizen of door hun herhaaldelijk audiëntie
te
verlenen. Dit alles om tot een afgewogen besluit te komen en ter
genoegdoening. De ambassadeurs van HHM bewijzen daarnaast in het
oplossen van de geschillen tussen de kronen van Engeland en
Frankrijk goede diensten.
Carletons eerste opdracht betreft de vastberaden voortzetting van de voorbereidingen tegen de
koning van Spanje als gemeenschappelijke vijand. De
koning heeft persoonlijk de samenstelling van een sterke vloot
onder
leiding van zijn Lord High Admiral
Buckingham geïnspecteerd. Hij
zou graag zien dat ook HHM, in navolging van de alliantie, hun
vloot
gereed te maken en ervoor te zorgen dat de schepen op tijd op de
plaats van bestemming arriveren.
Het genoemde verdrag, waarvan de koning een ferm aanhanger is, is vergezeld gegaan (op aandringen van HHM) van een protestatie vanwege enige aanvaringen tussen de twee naties in het Oosten. Carlton heeft opdracht te antwoorden op het door Catz in de [Privy Council] uitgesproken verzoek inzake het bloedbad op
Amboina
[Ambon]. De koning betreurt het protest. Desondanks heeft zijn Raad
verklaard dat als HHM snel en daadkrachtig handelen de koning
tevreden zal zijn. De
kwestie Amboina hangt nauw samen met het optreden van
Jean
Pieterson
Coen. Deze is vanwege de klachten van de koning
speciaal door HHM gelast om er niet meer terug te keren en de
Bewindhebbers van de
VOC
is
opgedragen
hem
er
geen bevel te laten voeren. Het komt de koning daarom vreemd voor
dat Coen er niet alleen zal terugkeren, maar bovendien
wordt voorzien van staats- en volmacht. De koning heeft Carlton
dan ook gelast, in navolging van wat zijn Raad de ambassadeurs
heeft
gevraagd, HHM te verzoeken Coen onmiddellijk terug te roepen door
middel van een speciale pinas.
Verder wordt de handel, de principale grondslag van de goede onderlinge betrekkingen, belemmerd door constante knevelarij in de Republiek. De belangrijkste manufactuur van Groot-Brittannië - wollen laken - wordt door middel van de tarra geschaad. Het is niet de eerste keer dat men hierover bij HHM klaagt maar, aangezien de Raad van de koning over dit punt met de ambassadeurs heeft gesproken, verzoekt men nu een besluit te nemen waarmee zijn onderdanen tevreden zijn.
Naast deze algemene zaken legt Carlton nog twee spoedeisende kwesties voor: de ene heeft betrekking op het verlof van enkele officieren, de andere betreft de uitvoer van buskruit. Een lijst met namen en het verzoek zijn bij de brief van de koning gevoegd. Carleton verzoekt HHM enkele gecommitteerden te deputeren om een en ander met hem te bespreken.
HHM verklaren verheugd te zijn over Carletons komst. Zijn propositie zal worden besproken en er zal tot zijn tevredenheid over worden besloten.
Rantwyck,
Pauw,
Vosbergen,
Hertevelt,
Walta,
Haersolte en
Schaffer zullen de propositie
tezamen met de andere punten bestuderen en die met de
ambassadeur
bespreken.
3
Rantwyck,
Pauw en
Vosbergen
zijn gisteren in conferentie geweest met
Carleton
over de klachten van Nederlandse kooplieden over de Engelse
oorlogsschepen. Carleton heeft verklaard dat het
niet de bedoeling van de
koning is
Nederlandse
schepen die
Frankrijk aandoen of daarbinnen van
de
ene naar de andere plaats varen,
aan te vallen. De Engelse schepen hebben echter de opdracht Franse
schepen en goederen op te brengen. Hij biedt aan
hierover aan de
koning te schrijven.
HHM schrijven
Joachimi en
Catz over deze kwestie
en sluiten
een
kopie van de
klachten bij. Zij dienen bij koning en Raad te bevorderen dat de
klachten worden weggenomen en dat de in beslag genomen schepen
en
goederen worden gerestitueerd.
4
HHM vragen de
Admiraliteit in het
Noorderkwartier
advies over het verzoek van
Willem Gerritsen Floor, koopman te Hoorn, om restitutie van zijn aan boord van de
schepen van
Compaen aangetroffen
geschut.
5
De RvS adviseert het verzoek van de
weduwe van kapitein
Donalson
vanwege de grote gevolgen niet in te willigen. Zij wil
voor haar zoon een appointement in de compagnie van
wijlen zijn vader. Wel zou
men, als de jongen op leeftijd is, behoorlijk op diens
bevordering kunnen letten.
HHM gaan hiermee akkoord.
6
HHM vragen de RvS advies over het verzoek van
Jacques Watson, voormalig korporaal onder ritmeester
Houtepenne. De suppliant heeft de
ritmeester bij de Raad aangeklaagd wegens
frauduleuze monstering, maar hij heeft geen afdoening van de zaak
kunnen krijgen. Integendeel, hem is gezegd de ritmeester ongemoeid
te
laten.
7
De binnengekomen
Directeurs van de Levantse Handel
dienen een remonstrantie in aangaande de beveiliging van hun handel.
Nobel en
Vosbergen zullen deze
onderzoeken en erover berichten.
8
Op zijn verzoek mag
David van der Heul nog drie maanden in
Brielle
blijven.
9
Hendrick Janssen en
Lubbert Amen mogen tegen
Bosch' licent en onder cautie drie merries
naar hun landen buiten
Woudrichem brengen.
10
Jacob Hendrick de Bie,
Aert Jan Janssen,
Jan Ariaenssen
Poos,
Huibert Claessen,
Adriaen
Pieter Gerritsz. en secretaris
Aert Adriaenssen
Glaviman mogen ieder tegen
Bosch' licent en onder cautie twee
merries naar
Sprang brengen en de secretaris
ook nog
twee vaarzen.
11
In een remonstrantie klaagt luitenant-kolonel Sir
Jean Proude dat de RvS hem ook weigert de vier maanden van zijn
absentie te betalen, omdat hij op de Engelse vloot zou zijn
geweest.
HHM laten hem de vier maanden betalen omdat hij naast de dienst op de vloot nog vier maanden absent is geweest.
12
Monstercommissaris
Steven Snouck verzoekt een vergoeding voor
zijn inspanningen in het uitvoeren van de verordening op de schepen
op de akte hem door de RvS in sept. 1623 verstrekt.
HHM laten de Raad hierover besluiten.
13
Willem van Vierssen heeft in handen van de
president de eed
afgelegd als raad in de
Admiraliteit in
Friesland
.
14
De RvS adviseert
Oosterhout alleen de verzochte eetwaren toe te staan, namelijk een
okshoofd wijn per maand en tien tot twaalf kazen per week.
HHM staan dit toe en daarnaast, op hun verdere verzoek, tegen Bosch' licent en onder cautie nog drie huiden per week voor schoeisel, een stukje plets, twee halve lakens, wat koorden en andere kramerij.
15
George Pearson, Engels koopman en lid van de Merchants Adventurers in
Delft, verzoekt vrij met zijn meubels naar
Engeland te mogen gaan.
HHM laten de
Admiraliteit te Rotterdam
handelen zoals het College in vergelijkbare gevallen heeft gedaan.
16
De ingezetenen van
Sint Maartenspolder,
Rucphen en
Sprundel in het
markizaat van
Bergen op Zoom mogen
tegen Bosch' licent
en
onder cautie wekelijks een half
kinnetje zeep, twee koppen zout (of een kwart), vijftig pond
kaas,
vier of
vijf gezouten kabeljauwen en naar gelegenheid andere zeevis, wat
sparren, klaphout voor het maken van vaten en enige kleine
winkelwaren halen.
17
Egbert Alers, burger van Meurs, mag tegen Bosch' licent en onder cautie
van
Rees
naar
Meurs zestig
mud
zout, achttien ton haring, achttien ton gezouten kabeljauw, drie
last zeep, zes
kuipen
stokvis, twee tonnen met specerijen, honderd kazen en honderd
kanterkazen
brengen.
18
De
Staten van Overijssel
schrijven dat zij
Claes Christoffel van Bevervoirde ter Oldermeulen en
Lubbert van Hardenberch,
burgemeester
van Kampen, committeren naar de
Generaliteitsrekenkamer
.
Hardenberch heeft de eed afgelegd.
19
HHM vragen de RvS advies over het verzoek van
Wouter Adriaenssen, schipper van Zaltbommel, om pardon te krijgen.
20
De bewindhebbers van de
VOC
komen ter vergadering met
Jan Jacobsz. Wyncoper en
Jan van
Nieupoort. Deze
voormalige rechters op
Amboina
[Ambon]
beloven ten
overstaan van
de
president het land niet te
verlaten voordat
de kwestie Amboina
is
afgehandeld.
HHM verklaren hun dat de kwestie niet lang meer zal duren maar spoedig zal worden afgewikkeld.
21
Kapitein
Erentreiter, commandant in Emden, verzoekt d.d. 1/11 juni verdere
betaling. De drie maanden die
Groningen
had toegezegd te
betalen wegens de
verhoging
van
honderd koppen per compagnie zijn immers verstreken.
HHM laten de RvS aan Stad en Lande en anderen vragen nog enige tijd de betaling voort te zetten.
22
Namens
Buchner is een ontvangstbewijs ingediend van een klein
kanon, in aftrek van het subsidie aan de
Deense
koning.
HHM zullen
Aisma schrijven met grote omzichtigheid te trachten de aan de
koning gezonden
halve kanonnen terug te krijgen. Ook zou de koning ander
koper ter vervanging kunnen leveren of men zou de kosten van het
subsidie
kunnen aftrekken.
23
De
Admiraliteit in het Noorderkwartier
schrijft dat de goederen uit de steden van
Overijssel richting
Salland, waarvoor geen konvooi of
licent
wordt betaald, worden doorgevoerd naar het bisdom
Münster. Zodoende wordt het betalen van
licentgelden ontdoken. Als tegenmaatregel wil men licenten gaan
heffen
op
de goederen naar Salland.
De heren van Overijssel verklaren het vreemd te vinden dat onder het mom van lorrendraaierij, waartegen de officieren van de konvooien en licenten behoren op te treden, hele kwartieren van een provincie belast worden met licenten, zonder kennisgeving aan of overleg met de provincie.
HHM stellen een beslissing hierover uit.
24
HHM nemen geen besluit over brieven van
Joachimi d.d. 16 juni en van Joachimi en
Catz van dezelfde
datum.