14 - 08 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
In een in het leger voor
Groenlo geschreven brief d.d. 11 aug. verzoeken de gedeputeerden te
velde om geld.
Hierop wordt geen besluit genomen.
2
Dingman Adriaenssen, burger van Heusden, mag op een binnenlands
paspoort en onder cautie één paard naar
Heusden
halen.
3
De gezamenlijke kapiteins ter zee van de
Admiraliteit te Rotterdam
verzoeken per matroos dagelijks 8 in plaats van 6 st. voor proviand te krijgen.
HHM vragen hierover advies aan het College.
4
De RvS adviseert d.d. 13 aug. wegens de aanhouding van vier paarden van de schout van
Monnikenland. Omdat de paarden zonder toestemming van HHM over de
Maas zijn gebracht, behoren de soldaten deze voor
rechtmatige buit te
verklaren. De chercher van
Woudrichem, die tegen
het
verbod toestemming heeft verleend, zou moeten worden veroordeeld
schadevergoeding aan de schout te betalen en daarnaast nog dienen
te worden
gestraft.
HHM nemen dit advies over. Zij bepalen dat alle betrokkenen zich eraan moeten houden.
5
De
VOC ter Kamer Amsterdam
en de opnemers van de rekeningen aldaar verzoeken om commissarissen voor de loquaturs.
HHM stellen een besluit uit.
De bewindhebbers schrijven tevens
Jan Joosten en
Rolant Tailler,
voormalig rechters op Amboina, te hebben gestuurd. Zij hebben
plechtig
beloofd
niet te zullen vertrekken, maar te allen tijde beschikbaar te
blijven.
6
De RvS adviseert het op 10 aug. in handen gekregen rekest van
Daniel Stoffels af te wijzen
om lorrendraaierij te voorkomen.
Desondanks staan HHM Stoffels toe zoveel vette beesten naar
Steenbergen te halen als hij voor zijn handel nodig heeft. Hij dient ze
echter telkens bij het kantoor van de Admiraliteit aan te geven en
een
binnenlands paspoort te krijgen. Ook moet hij garanderen dat de
beesten
nergens anders worden geconsumeerd en dient hij het paspoort binnen
redelijke tijd te zuiveren, op straffe van betaling van Bosch'
licent.
7
De heren van
Holland melden dat in
Zwolle goudguldens worden
geslagen van 28 st., wat zo onder de koers is dat de
muntmeester op iedere mark goud 23 st. winst maakt ofwel ruim zes
procent.
HHM sturen generaalmeester
Van der Meiden naar Zwolle om te zorgen dat de goudguldens niet meer wordt
gemunt en de stempels worden ingetrokken.
8
Mees Maertsen, burger en koopman te Rotterdam, verzoekt de
Admiraliteit
te Rotterdam
te gelasten te stoppen met haar
procedures
tegen hem vanwege een zeker schip dat tot rechtmatige buit is
verklaard.
HHM vragen hierover advies aan de Admiraliteit.
9
HHM vragen de RvS advies wegens de klachten van
Willem Burchmans, belastingontvanger van het kerspel Veert, en
Ambrosius
Faes, beiden burgers van Geldern. Zij worden ondanks
paspoort van
Z.Exc. te
Grave gevangen gehouden.
10
De inwoners van
Dongen verzoeken hun tachtig zakken hop die door kapitein
Hiniossa te
Crèvecoeur zijn
aangehouden, vrij te geven.
De RvS wordt advies gevraagd.
11
Cornelis Wouterssen Knipscheer verzoekt tegen betaling van 's
lands rechten zes schepen met
turf naar
Emmerik
[Emmerich] en
Rees te mogen brengen.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
12
HHM sturen een kopie van de brief van de
Generaliteitsrekenkamer
d.d. 11 aug. aan de
Admiraliteit te Rotterdam
. Daarnaast schrijven zij het College conform deze brief de rekeningen van hun konvooimeesters over de eerste zeven maanden van 1626 te voltooien, zonder welke de rekeningen van
Vroesen niet behoorlijk kunnen worden vastgesteld en gesloten.
Tevens dienen zij de rekeningen van de particuliere konvooimeesters
nauwkeurig en regelmatig conform hun
instructie te
maken en te sluiten. Dit opdat de huidige ontvanger
Van
IJck
wegens het verzuim van het opstellen van deze rekeningen bij het
maken van zijn rekening niet
wordt
gehinderd.
In een andere brief vraagt de Rekenkamer of de twee boventallige raden ter
Admiraliteit in het Noorderkwartier
in rekening moeten worden gevalideerd.
HHM zullen de resoluties hierop naslaan.
13
Duick bericht dat
Soranzo op de
hoogte is van de resolutie in de kwestie van de parels. Soranzo
wil
deze publiekelijk door gedeputeerden overhandigd krijgen, om aan de
republiek
Venetië te sturen. Tevens wil hij niet
dat het besluit aan
de tegenpartij wordt gegeven voordat hij antwoord uit Venetië
gekregen
heeft.
Duick en
Ter Cuilen zullen hem de resolutie overhandigen. Zij is echter al aan
de tegenpartij gegeven wat niet ongedaan gemaakt kan worden.
Evenmin is goedgevonden de tegenpartij te gelasten de parels tot
nader
order bijeen
te
houden.
14
De
Gecommitteerde Raden van Zeeland
berichten d.d. 12 aug. dat de vergadering van hun
Staten
niet vóór 1 sept. kan worden gehouden.
HHM antwoorden dat niet zolang kan worden gewacht, zodat
Neck en
Gruis hun reis zullen
aanvangen.
15
Op verzoek van
Tijlman Cannarts is het traktement van 12 gld. per maand voor hem en zijn
zoon met nog een half jaar
verlengd.
16
Rogier Meyers verzoekt door hem ingevoerde en in
Dordrecht aangehouden spijkers vrij te geven.
HHM weigeren dit.
17
De RvS schrijft het thans niet raadzaam te vinden in te stemmen met het verzoek van
Hendrick Gillis om door middel van assistentie van soldaten zijn aanspraken
op de personen en goederen van
Elschaten te Goch
te
executeren. Zij achten het beter nogmaals ten gunste van hem te
schrijven aan de
Kleefse raden en,
indien hij dan niet geholpen wordt, op zijn verdere klachten
een
besluit te nemen.
Aangezien de Kleefse raden door het Rijkskamergerecht van
Spiers verboden zijn in deze kwestie iets te doen, schrijven HHM de
commandant van
Rees de suppliant met soldaten bij te
staan. De brief zal echter eerst aan de raden worden gestuurd om,
indien zij akkoord gaan, door hen aan de commandant te worden
gegeven.
18
Louis Adriaenssen, koopman uit Middelburg, krijgt paspoort om naar vijandelijk
gebied te gaan.
19
In een rekest meldt ontvanger-generaal
Pieter Hoeffijser dat de achterstallige rente en de rente op
rente met makelaardijkosten in de door
hem ten behoeve van de
keurvorst van
Brandenburg geleende 248.000 gld. zijn vervallen op 31
aug. en 199.876 gld.
bedragen. Hij vraagt HHM om aflossing hiervan, opdat
zijn
krediet wordt bestendigd.
HHM machtigen hem om op dezelfde voorwaarden als de vorige keer ten laste van de contributies uit het Land van
Gulik
[Jülich] en de helft van het deel van de keurvorst uit de verschenen
en nog te
verschijnen contributies uit de domeinen van Gulik,
Berg en
Ravensberg
op
krediet van het land geld te lenen voor de verlopen rente en
rente op rente of het geleende alsnog te verlengen voor zes maanden
met ingang van 1 september.
Tevens wordt de RvS gemaand te beginnen met de inning van de contributie van het Land van Gulik.
20
De heren van
Holland vragen om een besluit over hun voorstel
van 7 aug. over de leveranciers te
Rotterdam.
HHM nemen geen besluit todat de verpachting van een kwart der konvooien en licenten is gedaan.
21
Nobel en
Aelberts hebben conform
de resolutie
van 10 aug. de declaratie van dr.
Pijnacker
nader onderzocht en deze aangepast volgens de resoluties
inzake
zijn vertrek naar
Algiers en
Tunis.
Tevens hebben zij de onkosten vanwege de vrijgelaten Fransen
gescheiden
van de andere onkosten om te achterhalen welk deel door het
land
en welk deel uit de lastgelden dient te worden betaald. Pijnacker
brengt
voor
de vrijlating van de Fransen 6.590 realen van achten in rekening.
Uit
Calais,
Dieppe en
Le
Havre zijn echter ten hoogste zestien of twintig
Fransen gevangengenomen, van wie er al zeven à acht aan de pest
zijn gestorven. De
overigen
zullen dus grotendeels Basken en onderdanen van de
Spaanse koning zijn of
andere Fransen, die hij op particulier krediet van kooplieden heeft
gerantsoeneerd.
HHM laten Pijnacker dit nader bewijzen in overeenstemming met zijn commissie en instructie. Hiervoor zijn voorlopig 1.600 realen bestemd, getrokken op
Boudewijn de Man, ontvanger te Delft, en door hem op last van HHM
betaald.
Aangaande de andere partijen die niets van doen hebben met de Fransen, rapporteren de heren dat Pijnacker volgens zijn instructie gelast is binnen Algiers niet meer dan 1.552 realen aan verering uit te geven. Volgens artikel één tot 53 heeft hij daarentegen 2.255 1/2 reaal in rekening gebracht.
HHM besluiten hem niet meer te geven dan hem volgens zijn instructie toekomt.
Ten tweede mocht Pijnackers volgens zijn instructie uiterlijk 31 dagen in Algiers blijven; wat dan nog niet zou zijn afgehandeld, zou voor agent
Pieter Martenssen Coij blijven. Hij is echter honderd dagen gebleven tegen 6 realen
per dag, tezamen 600 realen.
HHM betalen niet meer dan 186 realen.
Ten derde is Pijnacker aan huishuur 40 realen per maand gegeven; voor vier maanden brengt hij 160 realen in rekening.
HHM geven hem niet meer dan 40 realen plus nog 12 realen voor een bruidsgeschenk aan de dochter des huizes.
Ten vierde gaan HHM gaan akkoord met de 20 realen die hij te Tunis aan tol voor zijn bagage heeft betaald.
Ten vijfde krijgt hij, in plaats van de 1.423 realen wegens in Tunis betaalde vereringen, slechts de hem toegestane 1.226 realen.
Ten zesde krijgt hij in plaats van 180 realen voor drie maanden huishuur in Tunis slechts 60 realen voor één maand, zoals overeengekomen.
Ten zevende krijgt hij in plaats van 520 realen aan proviand gedurende drie maanden verblijf, 248 realen voor 31 dagen, zoals overeengekomen.
Ten achtste zegt Pijnacker achttien en een halve maand in dienst te zijn geweest. Met aftrek van de vijf en een halve maand die hij in Tunis en Algiers aan land is geweest, verzoekt hij betaling van de overige twaalf maanden à 300 gld. per maand.
Omdat Pijnacker voor zijn vertrek 800 gld. heeft ontvangen, laten HHM zijn vacatie ingaan vanaf zijn vertrek. Aangezien de schepen er zeven maanden over hebben gedaan en hem de twee maanden die hij te Algiers en Tunis is geweest hierboven zijn gegeven, krijgt hij voor de overige vijf maanden telkens 300 gld., in totaal 1.500 gld.
Ten negende brengt Pijnacker wegens lossing van 85 Nederlandse slaven 850 realen in rekening.
HHM staan dit ondanks ontbrekend bewijs toe.
Ten tiende brengt hij nog posten van 450, 10 en van 20 realen in rekening, die niet worden gehonoreerd.
Tot slot krijgt Pijnacker, in navolging van de resolutie van 9 juli 1625, 1.000 gld. wegens verering en nog eens 1.000 gld. voor zijn uitrusting. Alles tezamen bedraagt dit 13.565 gld. 12 st. Het geld zal door de
Admiraliteit te Amsterdam
aan hem worden betaald uit het lastgeld, met aftrek van eventueel reeds ontvangen bedragen.