21 - 08 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Thesaurier-generaal
De
Bie is gehoord over de declaratie van de
weduwe van
Meinert van
Huessen, voormalig commies-generaal van de konvooien en
licenten,
aangaande diens reizen en vacaties van 14 maart tot 15 aug. 1626
à 385 gld. 14 st.
HHM geven de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
een betalingsopdracht ter waarde van 385 gld. 14 st. Haar verder verzoek tot vergoeding van de begrafeniskosten, omdat haar man in dienst van het land is overleden, is afgewezen.
2
Kapitein
Jan Janssen Kerckhoff verzoekt betaling van de proviand van 27
Engelse slaven die hij in
Salé aan boord
heeft genomen en
naar
Wight vervoerd. Hem is immers gezegd dat HHM
dit
zouden doen omdat de
koning nog
met hen diende af te rekenen.
HHM geven het rekest aan de
Admiraliteit te Amsterdam
om admiraal
Reael te horen en erover te berichten.
3
Johan Rosee,
Paul Bauldrij en consorten,
kooplieden
van Rouen, verzoeken restitutie van het door
Compaen
veroverde geschut.
HHM laten de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
hierover besluiten.
Tevens verzoeken de supplianten tegen Compaen te mogen procederen omdat hij het door HHM verleende pardon heeft overtreden.
HHM gaan hierop niet in.
In een derde rekest verzoeken zij de magistraat van
Middelburg te gelasten om hun door Compaen ontnomen gom terug te geven,
dat
door
Quaetgebuir is
opgebracht.
HHM laten apostilleren dat de magistraat de supplianten goede en spoedige rechtsgang dient te verlenen.
4
Elie Bouchert verzoekt restitutie van het hem door
Compaen
ontnomen geschut, buskruit, lood, zeilen,
kabels en ander gereedschap.
HHM verwijzen hem naar de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
ter reclamatie van de vermeende opgebrachte goederen.
Tevens verzoekt Bouchert te mogen procederen tegen de borgen van Compaen, ter vergoeding van zijn schade.
HHM verwijzen hem hiervoor eveneens naar dezelfde Admiraliteit.
5
De
prins van Portugal is tegen betaling van 's lands rechten de uitvoer van
veertien paarden naar
Brabant toegestaan.
6
Resident
Aissema bericht d.d. Hamburg 1 aug. dat generaal
Tilly de
Elbe is
overgestoken.
Vosbergen zal deze brief, de gisteren ontvangen brief van
Languerack en datgene wat
in de
conferentie
met
Carleton is gezegd aan Z.Exc.
en de
gedeputeerden te velde meedelen en hun advies vragen.
7
Haije Haijes, geweldige provoost van de Admiraliteit in Friesland,
verzoekt eenzelfde traktement als de andere provoosten te
krijgen
HHM vragen hierover advies aan de
Generaliteitsrekenkamer
.
8
Paridon van Horn uit Zweden en
Thomas
Verdelff, burger van
Frankfurt, krijgen paspoort om naar
Brabant te
gaan.
9
De RvS adviseert over het 14 aug. ingediende rekest van
Jan Denissen. De Raad ziet geen problemen hem van zijn borgtocht voor
tachtig
in
Hemert aangehouden zakken hop te
ontheffen, mits Denissen kan aantonen dat de hop eigen
gewas is
en
door niemand van de inwoners is ingekocht.
10
De volgende personen is uitvoer van paarden toegestaan: de schout van
Rossum vier merries en een ruin naar Rossum op een binnenlands
paspoort;
Christoffel van
Balveren,
Claes
Willemsen te Drommel,
Dirck
Evertsen
te
Leeuwen,
Jan Huiberts te Leeuwen
en
Pieter Gnerts ieder twee en
Willem
Adriaenssen,
Ot Claessen
en
Willem Hendrixen te Dreumel
ieder één paard
naar
het ambt van
Maas en Waal op een binnenlands
paspoort
en onder cautie;
Cornelis van
Nispen drie
merries
naar
Geertruidenberg;
Adriaen
Janssen twee en
Pieter
Martens één
merrie naar de
Graaf Hendrikpolder tegen Bosch'
licent en op
voorwaarde
ze nergens anders te brengen.
11
De afgevaardigden van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
compareren en vragen dringend om subsidiëring aangezien zij anders hun schepen van de kust moeten halen.
HHM zullen de nalatige provincies bezenden opdat zij de consenten voor de Admiraliteiten opbrengen. De heren van
Holland,
Zeeland en
Friesland
zullen de benodigde instructie op te stellen.
12
Sweentge Berents is op haar verzoek 12 gld. gegeven.
13
De gecommitteerden inzake de verpachting van het kwart van de konvooien en licenten melden dat hiervan voor 361.000 gld. pachter is gebleven
Court Danielssen Backer uit Amsterdam.
14
Kapitein
Verschoor, als schout-bij-nacht uitgevaren met de vloot van
L'Eremite, doet
verslag van de
succesvolle reis.
Hierop is geen besluit genomen, aangezien hierover reeds eerder door anderen is bericht.
15
In een voor Groenlo geschreven brief d.d. 19 aug. berichten de gedeputeerden te velde dat zij en Z.Exc. menen dat de geschillen tussen
Frankrijk en
Engeland in de Republiek dienen te worden
opgelost
of anders door middel van een bezending aan beide koningen. Tevens
schrijven zij dat de magistraat van
Groenlo
dezelfde
dag
akkoord is gegaan met de gebruikelijke capitulatievoorwaarden. Met
meeneming van twee veldstukken willen zij de volgende dag de stad
uittrekken naar
Wezel of naar het leger van
graaf
Hendrick van den Bergh.
HHM stellen de viering van de capitulatie nog uit, totdat bericht is gekomen dat de vijand is vertrokken.
16
Ondanks verzoek van de
weduwe van kolonel
Utenhove om
net zo behandeld te worden als andere kolonelsweduwen,
houden HHM vast aan hun eerdere resolutie van 9
augustus.
17
De uit
Zeeland teruggekeerde raden van State
Neck en
Gruis
berichten dat
de
Gecommitteerde
Raden
verklaard hebben dat het onmogelijk is de
Staten
vòòr 1 sept. te laten
vergaderen.
Hierop hebben de raden inzage geboden in hun instructie en de
inhoud ter
overdenking gegeven, ter bekendmaking aan de Statenvergadering.
HHM antwoorden de Gecommitteerde Raden dat zij de vergadering bijeen hadden moeten roepen. Nu de Staten niet bijeenkomen verzoeken zij de punten uit de achtergelaten instructie te bewerkstelligen, opdat hun toewijding aan de gemene zaak blijkt en tevens hun vastberadenheid in het doen wat hiertoe nodig is.
18
Ondanks het verzoek van ambassadeur
Carleton het traktement van 2.000 gld. per jaar van
Buccleugh te laten ingaan op 16
dec. 1625 houden
HHM
vast aan hun resolutie van 5 aug. 1627. Omdat het voorstel op 16
dec. 1625 niet is aangenomen, kan het traktement slechts op 20 juli
1627 ingaan.
Op Carletons andere verzoek de zaak van
Jan Webster niet volgens de aangegeven weg van revisie maar met
kennisneming van HHM af te handelen, is
Nobel
verzocht de stukken te onderzoeken en hiervan rapport te doen.