18 - 12 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Ter vergadering compareren enkele extraordinaris gedeputeerden van
Holland. Aangaande de grote tekorten van de
Admiraliteiten verzoeken zij prompt de betaling te verordenen van
600.000 gld. in
mindering op de consenten in het eerder verzochte subsidie voor de
Admiraliteiten. Tevens verzoeken zij HHM de Admiraliteiten
nadere informatie te laten inwinnen over het handelen van
luitenant-admiraal
Dorp.
Op het eerste punt is de provincies verzocht hun quoten in het subsidie op te brengen. Het tweede punt zal worden besproken met Z.Exc.
2
De RvS adviseert d.d. 11 dec. over het op 9 dec. ingediende verzoek van de
weduwe van kapitein Lovelace een van de twee zoons te appointeren.
Aangezien
Louvelace tijdens het beleg van
Groenlo door de
vijand is omgebracht, wordt besloten beide zoons bij
een compagnie te appointeren. Dit op voorwaarde dat dit
appointement ophoudt zodra
zij
feitelijk kunnen dienen.
Conform het advies van de RvS wordt het appointement voor twee kinderen van wijlen kapitein
Bruce afgewezen.
3
Door de gecommitteerden voor de beveiliging ter zee wordt de staat van oorlog te water ingediend. Daarbij worden enkele overwegingen ingebracht.
De gecommitteerden dienen deze te bespreken met Z.Exc.
4
Op nader verzoek van
Dirck Niesen en
Frans Wolff gelasten HHM
hun ambassadeurs, indien zij
Calais passeren, bij de
gouverneur aldaar de
teruggave van het schip van de supplianten te bevorderen.
5
De
Admiraliteit te Rotterdam
adviseert d.d. 14 dec. op het verzoek van de reders van de drie gehuurde schepen die met de eerste vloot van de Engelse armada te
Cadiz zijn geweest. Zij hebben de zaak van de supplianten in alle
rechtvaardigheid en billijkheid overwogen en oordelen dat men hun
zou
behoren te betalen met obligatie tegen de gewoonlijk rente van zes
en
een kwart procent. Deze obligatie hoort op de volgende wijze in te
gaan: zes weken nadat het achtergebleven schip is verlaten en drie
maanden nadat de twee
andere schepen zijn afgedankt.
HHM nemen het advies over en machtigen de Admiraliteit de obligaties te laten geven.
6
Een brief van commandeur
Quast d.d. Vlissingen 13 dec. behoeft geen resolutie.
7
In een memorie verzoekt de
Generaliteitsrekenkamer
conform de resolutie van 13 dec. betreffende de declaraties van
Gelderland
,
Overijssel
en
Drenthe
de provincies schriftelijk te manen hun declaraties bij de Rekenkamer in te dienen. Ook vraagt de Rekenkamer HHM om deze resolutie onder de aandacht van de RvS te brengen.
Een besluit hierover wordt opgeschort.
In dezelfde memorie vraagt de Rekenkamer om uitvoering van de resolutie op de staat van het sluiten van de rekeningen van
Doublet uit 1618 en 1623.
De ontvanger wordt nogmaals gelast hierop te reageren.
8
Commissaris
Hartman bericht d.d. Amsterdam 16 dec. commissaris
Bochwolt drie
geschikte schepen te hebben laten huren, geladen met de door
Joost
Brasser geleverde
wapens, spiesen en musketten. Deze zijn door Bochwolt
beproefd. Het lijkt Hartman raadzaam de wapens die door hem te
Delft zijn ontvangen, weer terug naar het magazijn
te
zenden.
HHM zullen hem terugschrijven dit te doen.
9
Ondanks aandringen van
David Pallache om compensatie voor zijn diensten in de uitwisseling van
gevangenen, blijven HHM bij hun eerdere resolutie.
10
Het verzoek om
een gift door
Paulo de la Vedua, voormalig kok van resident
Suriano, wordt afgewezen.
11
Extraordinaris bode
Jan Cornelissen Backer wordt uit medelijden 25 gld. toegekend.
12
Ter vergadering compareren de gedeputeerden van
Emden. Zij berichten dat te
Friedeburg in
Oost-Friesland reeds zeshonderd soldaten zijn
aangekomen, die het Huis aldaar hebben ingenomen. Het gerucht
gaat
dat
twaalfduizend man in het graafschap zal worden ingekwartierd. De
gedeputeerden laten
weten dat de magistraat van Emden zijn poorten en wallen goed zal
beschermen, maar HHM moeten wel bepalen wat er moet gebeuren
met
Greetsiel,
Diele en andere
buiten de stad gelegen belangrijke plaatsen.
Tevens schrijven de
Gedeputeerde Staten van Groningen
d.d. 1/11 dec. dat in verband met de aankomst van het keizerlijke volk van in Oost-Friesland de bescherming van het fort
Leerort dient te worden geregeld.
Deze zaak zal na de middag worden besproken met Z.Exc.,
Ernst Casimir en de
RvS.
Post prandium
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
13
Conform de resolutie van 14 dec. worden met
Z.Exc.,
Ernst Casimir en met de
RvS
de vandaag ontvangen
brieven besproken, zowel van de
Gedeputeerde
Staten
van
Groningen
als van commandant
Erentreiter,
en andere berichten over de komst van het
keizerlijk volk naar
Oost-Friesland.
Mede gelet op
de
gisteren gedane voorstellen van zowel de
kanselier
van de graaf van
Oost-Friesland als van de gedeputeerden van
Emden,
alsmede van de
gedeputeerden van de stenden van Oost-Friesland wordt besloten dat
noch
Leerort, noch Emden onder de
huidige
omstandigheden mag worden verlaten. Ze moeten juist van meer volk,
levensmiddelen en oorlogsmunitie worden
voorzien om zich te kunnen verdedigen. Dit betreft vooral Leerort,
want Emden is genoeg versterkt. Met dat doel voor ogen zal de RvS aan
Erentreiter nog een hoeveelheid kruit, lonten en
lood zenden. Ook zal hem geschreven worden te melden of
hij
met
het garnizoen bij machte is om de stad behouden. Zo niet, dan zal
men
hem
enige versterking sturen. Ook
zal de Raad
Friesland
en
Groningen
verzoeken door te gaan
met de betaling van de vijfhonderd man waarmee de
compagnieën te Emden versterkt zijn, totdat op de propositie
van de
Raad de consenten zullen zijn ingebracht.
De Gedeputeerde Staten van Groningen zullen worden
bedankt
voor de reeds naar Leeroort gezonden benodigdheden. HHM verzoeken
deze
plaats naar behoefte van levensmiddelen en oorlogsmunitie te
blijven voorzien
om de stad in staat te stellen zich te verdedigen, alles op kosten
van de
Generaliteit. Opdat HHM zich van dit laatste beter verzekerd weten,
laten zij de Gedeputeerde Staten van Groningen enige tijd een
betrouwbaar en bekwaam
persoon afvaardigen naar Emden. Dit ter aanmoediging en om
geregeld
te kunnen berichten wat daar gebeurt. Ook dienen zij een
geschikte commissaris een exacte monstering te laten doen, zowel te Emden
als
te Leerort, om eindelijk de sterkte te kennen van de aldaar
gelegerde
compagnieën.
Indien de keizerlijk soldaten in het
graafschap
Oost-Friesland worden ingekwartierd, zal met hen de neutraliteit
in
acht worden genomen. Indien men met tien of twaalf man onder het
fort
Leerort of
Bourtange, de voorschans van
Bellingwolde of
Dünebroek komt, zal dat door de vingers
worden
gezien. Als zij daar echter met een macht komen,
vijandigheden
plegen, of met volk via Bourtange of de schans van
Bellingwolde
dit land betreden, dan zal dit niet worden getolereerd. Na een
waarschuwing zal worden verhinderd dat zij
met
veel of weinig volk naar Emden, Leerort, Bourtange of de
voorschans
van Bellingwolde komen en daar levensmiddelen, oorlogsmunitie of
andere
waren inslaan. De commandanten zullen daartoe de opdracht krijgen.
Zij moeten trachten de toevoer
aan dit volk vanuit deze of andere landen te voorkomen door
middel van uitleggers. Een besluit op het plan om enkele
andere plaatsen in
Oost-Friesland te bezetten of er volk heen te sturen, hetzij naar
Norden,
Greetsiel,
Knock,
Diele of andere plaatsen
en
met dat
doel
wat volk naar
Delfzijl of omstreken te sturen om
eventueel te
kunnen worden
ingezet, wordt echter uitgesteld.
14
Ontvangen is een brief van de bewindhebbers van de
WIC ter Kamer Zeeland
d.d. Middelburg 14 december. Ze sturen
Pieter Adriaenssen, door hen verkozen tot admiraal over drie schepen, drie
jachten en enkele sloepen.
HHM stemmen in met hun verzoek om commissie.
Adriaenssen legt de eed af.
15
Ernst Casimir zal aanstaande maandag vertrekken.
Lochteren,
Noortwyck en
Ploos zullen hem
namens HHM een
goede reis wensen.
16
De
weduwe van Eustaets Verreijcke, voormalig commissaris in de frontierplaatsen van de Meierij
van 's-Hertogenbosch, verzoekt voor de diensten van haar man in
die
functie (waarvoor deze geen traktement ontving) te worden beloond
met
een
royale
gift.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
17
Op nader aandringen van de
weduwe van
Jan Calff haar zaak
te resumeren, zullen om de in haar
verzoek genoemde redenen haar goederen op
de eerder door haar voldane borgtocht van 5.111
gld. 11 st. uit het arrest worden ontslagen. Wel moet zij naast
deze borg onder ede beloven haar goederen, die het genoemde bedrag
te
boven
gaan, niet van de hand te doen.