15 - 01 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Nobel en
Ter Cuilen hebben
Simon van der Does, koopman te
Amsterdam,
gehoord
over de 16.850 rijksdaalder die de
administrator
van Maagdenburg opeist. Volgens hen heeft de
administrator
verzocht dit bedrag in
Hamburg aan
Leenhart van
Sorgen te betalen overeenkomstig de wisselbrief
die
resident
Aissema zou zenden.
Daarop
hebben HHM conform de resolutie van 17 juli 1627 de wisselbrief
betaald aan
Van
der
Does, die het geld met Van Sorgen heeft afgerekend.
HHM besluiten het verbod van 27 dec. 1627 op te heffen dat ontvanger-generaal
Doublet geen geld mag betalen aan Van der Does. Zij vragen resident
Aisema om uitleg, aangezien hij volgens zijn wisselbrief het
geld
van Lenert van Sorgen heeft ontvangen.
2
HHM schrijven
De Bie en
Antwerpen, op 30
jan.
1626 gecommitteerd tot het onderzoek van de declaratie van
Berck, of zij deze rekening willen
terugsturen
of
aangeven waar die te vinden is.
3
De heer van
Vueren krijgt toestemming met een koffer en enige meubels van
Bokhoven naar
Gelderland en weer
terug te
gaan zonder
daarvoor licent te
betalen, mits hij geen handelswaar overbrengt. Ter controle wordt
de
koffer geïnspecteerd door de officieren van de konvooien en
licenten.
4
HHM verlengen het krediet van de
graaf van Oost-Friesland van 60.000 rijksdaalder met twee jaar in plaats van het
halfjaar dat was vastgesteld op 21 dec. 1627.
5
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 10 jan. over de op 6 jan. ontvangen brief van de
Admiraliteit te Amsterdam
.
Hoewel de RvS de uitvinding van
Egbert Wouters ondienstig en onbruikbaar acht, mag het
Admiraliteitscollege op kosten van het land de proef op twee oude
schepen doen. Wouters ontvangt 50 gld. voor gemaakte
onkosten.
6
Gysbert Tebbes Popta,
Adriaen Claessen van de
Graeff,
Gillis Maes
c.s., kooplieden
uit
Amsterdam, verzoeken betaling van een wisselbrief van 5.025 realen
van
achten. Dr.
Pynacker heeft deze
in
Tunis ontvangen en getrokken op
ontvanger-generaal
Doublet.
HHM geven het rekest aan dr. Pynacker, die erover moet berichten.
7
Op verzoek van de kerkenraad van de Franse kerk in 's-
Gravenhage geven HHM ordonnantie van betaling van 400 gld. aan predikant
Johan D'Espaigne voor diens
eind 1627 vervallen jaartraktement.
8
Op aandringen van de
Admiraliteit te Amsterdam
schrijven HHM net als vorig jaar aan de Admiraliteitscolleges voor 1 april aanstaande geen schepen naar de
Oostezeekust te laten varen. Bovendien moeten zij conform de plakkaten
gewapend en in admiraalschap varen.
9
De
Generaliteitsrekenkamer
bericht d.d. 12 jan. over het op 6 jan. ter hand gestelde rekest van de
weduwe van
Reinier Anthonissen de
Visscher.
Haar man had afstand moeten doen van het overheidsgeld, maar uit medelijden zullen HHM haar de schuld van 525 gld. 1kwijtschelden. Over de verzochte compensatie van vijf jaar huishuur wordt advies ingewonnen van de RvS.
10
De
Bewindhebbers van de VOC ter Kamer Amsterdam
vragen kopie van de stukken van die van
Saint-Malo en van de bewijsstukken waarin de Republiek de aanspraken van
de
Fransen jegens de
VOC
wil
beletten.
HHM schrijven terug dat de zaak zowel op hun verbaal als op de stukken van die van Saint-Malo berust. De Bewindhebbers kunnen de zaak beter niet verder laten onderzoeken en derhalve het betreffende geldbedrag voor hun rekening nemen. Wensen zij toch de stukken, dan moeten zij iemand sturen om deze te bekijken en uit te zoeken.
11
HHM gaan akkoord met het conceptantwoord2 op de propositie die ambassadeur
D'Espesses eergisteren heeft gedaan.
HHM hebben de verklaring die D'Espesses op 13 jan. in naam van zijn
koning heeft herhaald in beraad genomen.
Dit betreft de voorwaarden van het zenden en de ontvangst van de
ambassade die zij voor Frankrijk en
Engeland hebben bestemd. HHM blijven ervan
overtuigd dat Z.M. beter geïnformeerd is door hun schrijven van 10
jan. over de beweegredenen achter het gezantschap en over de
instructie waarmee
hun ambassadeurs gelast zijn. Ongetwijfeld zal de koning de
werkwijze van HHM in deze ongelukkige tijden waarderen en
goedkeuren.
Deze draagt zoveel mogelijk bij tot verzoening tussen de beide
majesteiten
en
tot het herstel van de gemene zaak.
HHM hopen dat Z.M. hen ziet als goede bondgenoten en getrouwe dienaren. Daarom zullen zij voortgaan in hun voornemen met de eerste goede wind hun ambassadeurs te zenden zodat zij niet langer tekortschieten in hun publieke taak.
HHM vragen Z.M. hun werkwijze te accepteren. Hij zou hen eren door hun gezanten te ontvangen en welwillend aan te zien als vertrouwde personen die zijn gezonden namens een staat die niet wijkt van zijn bondgenoten.
12
Agent
Mibassen schrijft over het schip van
Pierre
Rousset dat naar
Texel is gebracht omdat
het
van een Duinkerker zou zijn. In werkelijkheid behoort het toe aan
de
burgers van
Calais en is de vijand er niet bij
betrokken.
HHM adviseren het betreffende Admiraliteitscollege daarmee rekening te houden.
Mibassen wil eveneens overkomen, zoals hij in zijn brief van 27 nov.
1627 reeds heeft verzocht.
HHM geven hiervoor toestemming, zoals zij eerder in hun brief van 30 nov. 1627 hebben gedaan.
13
De
Admiraliteit in Zeeland
vraagt d.d. 12 jan. een besluit te nemen over haar voorstel over het licent op
Calais.
HHM stellen een besluit hierover uit.
14
Kapitein
Meolis vraagt om een kopie van het advertissement en uittreksel
dat
Maximiliaen Sutton en consorten op
hun
inventaris hebben gezet. Volgens hem is dat voor het
Hof van
Holland
gebruikelijk.
HHM wijzen dit verzoek af, omdat zij in de vorm van revisie de appèls van de RvS aannemen.
15
De gisteren gecommitteerde heren hebben de berichten over
Emden en de
Elbe van die dag besproken met Z.Exc.,
die meent dat HHM de volgende punten aan de in Emden
aanwezige
Feith,
Franckena en
Huninga kunnen schrijven.
Ten eerste is het verblijven van de keizerlijke troepen onder het kanon van Emden of in
Leerort van weinig belang, zodat vijandigheid niet
noodzakelijk is. Alleen als de keizerlijke troepen Emden of Leerort
vijandig
benaderen of
Nesserland willen binnenkomen, moet
dit
voorkomen worden.
Ten tweede is het goed als schepen van en naar Leerort van konvooi worden voorzien en beschermd tegen kaapvaart of vernietiging.
Ten derde moet de toevoer van vivres uit Emden geweigerd worden. Niet uit vijandigheid, maar omdat de stad zelf behoefte heeft aan levensmiddelen voor de toegestroomde vluchtelingen en het sterke garnizoen.
HHM besluiten conform al deze punten aan de genoemde heren te schrijven. Stadhouder
Ernst Casimir krijgt een kopie met bijvoeging van een vierde punt. Hij
moet de officieren langs de landsgrenzen bevelen om de keizerlijke
troepen die
komen stropen terstond te laten doodslaan en niet gevangen te
zetten. Over
gevangenen zouden immers geschillen kunnen ontstaan.
De gecommitteerde heren hebben ook het advies van Z.Exc. over de
Elbe voorgelegd. Aangezien het garnizoen in
Glückstadt versterkt is met het volk uit
Palts-Neuburg en
Bremervörde
moet worden
gezorgd
voor het behoud van die stad en
Krempe door deze
te voorzien van
levensmiddelen en geld. Het behoud van
Stade wordt
evenals de rest van de rivier speciaal onder de aandacht gebracht
van
ambassadeur
Carleton. Resident
Aissema zal worden bericht wat
eerder aan levensmiddelen, munitie en geld
naar Glückstadt is gezonden.
Hij
moet erop toezien dat dit niet onmiddellijk wordt verkwist. Slechts
in
geval van nood mag Aissema 50.000 gld. trekken op
ontvanger-generaal
Doublet. Met dit geld mag hij
met
advies van gouverneur
Durant en
medeweten van de
commissarissen van de
koning
alleen de soldaten
betalen. Voordat
hij
het geld trekt, moet Aissema HHM van de noodsituatie op de hoogte
stellen tenzij hij inmiddels een andere opdracht heeft
gekregen.
Vanwege het belang van de bovengenoemde plaatsen en het geringe belang van
Wolfenbüttel voor de Republiek, besluiten HHM zich naar aanleiding van de
propositie van resident
Vosbergen
niet met deze
stad
te bemoeien maar die aan te bevelen aan Carleton.
16
In navolging van het rapport van de gecommitteerde heren en het advies van Z.Exc. krijgt
Carleton mondeling antwoord op zijn vragen waarover op 3 jan. is
bericht.
HHM zeggen de Spaanse schepen overal vijandelijk te zullen behandelen, maar willen de neutraliteit tegenover
Frankrijk behouden.
Rantwyck,
Noortwyck,
Pauw,
Vosbergen en
Ploos moeten dit aan Carleton vertellen zonder
de kwestie
Amboina
[Ambon] of iets anders
te noemen.
17
Kolonel
Pinsen zou toestemming hebben gekregen de soldaten van de schans
voor
Rees hun brandhout te laten halen uit het bos
van de
vorst. Dit is
echter strijdig met de
alliantie met de
keurvorst.
HHM laten de RvS opnieuw naar de kwestie kijken en een andere oplossing bedenken.
18
HHM bespreken de zaak van de twee gevangenen uit het Land van
Gulik
[Jülich], die vanwege de uitvoering van de contributies op last van de
RvS uit
Emmerik
[Emmerich] hierheen zijn
overgebracht. De
gouverneur aldaar wil hen echter
in Emmerik
houden.
Aangezien de contributies worden geëxecuteerd met hulp van staatse soldaten maar in naam van de
keurvorst van Brandenburg moeten de gevangenen terug naar Emmerik worden gebracht. De
gouverneur wordt geschreven zich daarmee niet meer te bemoeien en
hen
niet te laten gaan zonder voorgaand bericht aan de RvS.
HHM zullen dit besluit eerst met de RvS bespreken.