09 - 02 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Secretaris
Huigens brengt namens de RvS te berde dat de kastelein van het Hof
in 's-
Gravenhage
Caspar
Simonius
Rits
niet naar
Emmerik
[Emmerich] wil laten
gaan voordat diens
verblijfskosten zijn vergoed.
HHM laten de RvS hierover naar eigen inzicht beslissen.
2
De
president meldt dat Z.Exc. voornemens
is te vertrekken naar
Bergen op Zoom en
Lillo.
HHM laten de president hem een gelukkige reis toewensen en verzoeken een spoedige terugkomst.
3
Ontvanger-generaal
Doublet meldt conform de resolutie van 25 nov. 1627 zijn obligatie
van 50.000 gld. te hebben gegeven aan de heren van
Holland
vanwege het bedrag dat
zij op krediet van de Republiek hebben
betaald aan de crediteuren van de [voormalige]
landgraaf
van
Hessen.
Doublet moet echter nog ordonnantie van dit bedrag krijgen zodat
hij
het behoorlijk in rekening kan valideren.
HHM laten de RvS de gevraagde ordonnantie depêcheren met de bijbehorende rente om die aan Holland terug te betalen.
4
Dirck Simonssen verzoekt opnieuw betaling van zijn onkosten maar HHM houden
vast aan
hun
resolutie van 3 januari.
5
Mr.
David Verheul vraagt opnieuw in de Republiek te mogen blijven om zijn
zaken te kunnen
regelen.
HHM staan dit toe voor vier maanden.
6
Broersema neemt afscheid voor zijn vertrek naar
Groningen.
HHM verzoeken hem zich daar in te zetten in dienst van het land.
7
De
keurvorst van Keulen klaagt d.d. Bonn 30 jan. over de represaillebrieven die de
RvS op
3 dec. 1627
op verzoek
van
Jan Stellingenwerff tegen die
van
Hasselt in het Land van
Luik
heeft verleend. De
keurvorst verzoekt deze procedures te beëindigen aangezien
Stellingenwerff nooit recht geweigerd is.
HHM geven de brief aan de RvS die een passende maatregel moet treffen.
8
De RvS adviseert aangaande het op 3 nov. 1627 ingediende rekest van de
weduwe van kapitein
Dromont dat de
staat van het
land niet toelaat haar een pensioen
te verlenen.
HHM sluiten zich hierbij aan. Om de suppliante toch enigszins bij te staan krijgt haar zoontje onder de voormalige compagnie van zijn vader een soldatenloon totdat hij zelf de wapens kan dragen.
9
De RvS adviseert over het op 4 feb. door de
Franse ambassadeur ingediende verzoek
Gille de la
Roose
te benoemen als haakbussier. Vanwege het precedent
moet men hiermee niet
akkoord gaan.
HHM nemen dit advies over.
De RvS laat de beslissing over de propositie van de ambassadeur van 4 feb. ten behoeve van commissaris
Franchemont vanwege de daarin vermelde redenen over aan HHM.
HHM stellen een besluit hierover uit.
Over de propositie van de ambassadeur d.d. 4 feb. waarin hij aandringt op betaling van de Franse officieren, verwijzen HHM naar hun resolutie van 27 maart 1627. Daarin hebben zij toegezegd de helft van het extraordinaris pensioen over 1626 te betalen uit de eerste helft van het voor dat jaar binnenkomende subsidie.
Aangezien de eerste helft van het subsidie reeds is binnengekomen laten HHM ontvanger-generaal
Doublet daarvan de helft van de pensioenen over 1626 betalen.
Wanneer hij het geld al heeft uitgegeven moet Doublet de
pensioenen van de Franse officieren van de tweede termijn van het
subsidie
over 1626 betalen.
10
Henrick van Nassau verzoekt Z.Exc. te
verplichten hem iets te betalen uit de inkomsten van het
markizaat
Bergen op Zoom.
HHM ordonneren hem nogmaals hen hiermee niet lastig te vallen.
11
Conform de eergisteren en gisteren genomen resoluties hebben
Noortwijck en
Schaffer in het bijzijn
van
twee
afgevaardigden van de RvS en ontvanger-generaal
Doublet zich geïnformeerd over de
kwesties van kapitein
De Loge en
Rouillac en de officieren van
het
regiment
Candale.
Van de raden weten zij dat de RvS in de veroordeling van kapitein
De
Loge rekening heeft gehouden met diens maand voorschot en met de
wapens en
aanvulling van de compagnie.
Aangezien de RvS door het doen van de veroordeling zijn plicht heeft gedaan zal het gisteren toegezegde appèl worden afgehandeld.
Inzake de kwestie tussen Rouillac en solliciteur
Meurskens is bericht dat Rouillac obligaties ter waarde van ongeveer
11.000 gld. en 9.000 gld. schuldig is aan Meurskens. Deze schuld
bestaat enerzijds uit de maand voorschot en wapens en anderzijds
uit
andere verstrekte bedragen. Rouillac stelt Meurskens voor ter
betaling
zijn traktement als ritmeester in te houden mits hij de ruiters
betaalt.
HHM bepalen dat Meurskens niet de vervallen soldij van de ruiters mag inhouden vanwege het conflict met de ritmeester. Hij moet hun het geld betalen. Over hun verdere onenigheid moeten de partijen zich wenden tot de RvS die daarover mag besluiten. De RvS zal eveneens toezien op de verdere betaling van de compagnie van Rouillac en die van
Monschau.
De compagnie van het regiment Candale en andere compagnieën met veel maanden achterstand kunnen tevredengesteld worden als men de ordonnanties van Meurskens zou omzetten in obligaties.
HHM laten Noortwijck en Schaffer een staat maken van de betalingsachterstand van de ongerepartieerden tot eind december 1627 en van de provincies die in gebreke blijven.
12
Op brieven van orateur
Haga d.d. 13 en 27 nov. 1627 nemen HHM geen besluit.