18 - 03 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Graaf
Willem van Nassau vraagt om verhoging van zijn extraordinaris traktement van
100 gld. per maand tot 300 gld. en het restant van zijn ordinaris
traktement.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
2
Joost Brasser heeft van de 42.000 gld. die hij nog schuldig is van de op 3
dec.
1627 overeengekomen 90.000 gld. zoveel betaald aan resident
Vosbergen dat hij nog 18.021 gld.
17
st. 8 d. overheeft. Hij is bereid dit bedrag tevens contant te
betalen hoewel
hij
heeft afgesproken het in wapens te leveren als HHM hem daarvoor
schadeloos laten stellen door de resident.
De Bie en
Oenama zullen dit nader
met Brasser bespreken.
3
De
president brengt het antwoord van Z.Exc. in de kwestie van de
compagnie van ritmeester
Balfour
ter tafel. Volgens hem is dit geen
Schotse compagnie die bij de eerste aflossing aan de graaf van
Buccleugh is beloofd.
HHM laten de
Staten van Holland
(onder wier repartitie de compagnie staat) andere bekwame
personen nomineren uit wie Z.Exc. er een als ritmeester zal
kiezen.
4
Z.Exc. is tegen het scharen van de compagnie van kapitein
Robol onder de vijftig opnieuw te lichten compagnieƫn.
Er zou dan immers een compagnie minder moeten worden
aangenomen.
HHM schorten een nader besluit hierover op.
5
Op 16 maart hebben HHM besloten hun ambassadeurs in
Frankrijk opdracht te geven bij de
koning te klagen over de memorie
van
D'Espesses.
Daartoe sturen HHM ook een speciale credentiebrief aan de koning waarvan zij het concept lezen en goedkeuren.
6
Op verzoek van
Tielman Cannarts en
Hendrick Cannarts zijn
hun
extraordinaris traktementen van 12 gld. per 42 dagen nog voor
zes
maanden verlengd.
7
Een besluit over het verzoek van
Johan Rhewinckel om betaald te worden zoals andere vuurwerkers laten HHM over
aan de RvS.
8
Enkele ruiters van ritmeester
Van der Wel verzoeken betaling van het rantsoen voor
Steven Caes, koopman te Brussel,
die
zij krachtens het traktaat van de uitwisseling van gevangenen
hebben
moeten vrijlaten.
HHM laten hierover beslissen door de RvS.
9
HHM bespreken de op 13 maart ontvangen brief van de gedeputeerden te
Emden.
Aangaande het lichten van de levensmiddelen uit het marktschip uit
Leerort door de kapitein van het oorlogsschip die de gedeputeerden
gelast hebben de goederen te houden en - indien hij niet meer zou
kunnen laden - de goederen te zenden aan de
Admiraliteit te Dokkum
: HHM vinden dit goed
gedaan, zodat de zaak hierbij kan worden gelaten.
Het vervoeren van wapens voorbij Leerort antwoorden HHM niet te laten toestaan. Hierover houden zij vast aan de eerder genomen resolutie over het varen voorbij Leerort.
HHM verzoeken
Feit zo spoedig mogelijk naar Emden terug te
keren.
10
Nobel of
Schagen,
Walta en
Schaffer moeten de zaak van kapitein
Douglas met Z.Exc. bespreken.
Douglas
mag een declaratie indienen van zijn voorgeschoten geld. HHM geven
deze aan de RvS die daarover zal beslissen.
11
De indijkers van de nabij de stad
Axel gelegen
Kapellepolder verzoeken tien jaar
verlenging
van hun in 1613 bij octrooi verleende vrijdom.
HHM wijzen dit af.
12
De voormalige pachters van het kwart klagen over de resolutie van 3 dec. 1627. Zij verzoeken alsnog vergoeding van de door HHM zelf gesloten licenten conform artikel 22 van de ordonnantie.
HHM laten
Antwerpen en
Schaffer deze
zaak onderzoeken.
13
De
Admiraliteit te Rotterdam
bericht d.d. 13 maart over de door haar aan de RvS opgestuurde redenen waarom die van
Ravenstein niet langer vrij van konvooien en licenten behoren te zijn
zoals
die van
Emmerik
[Emmerich] en
Rees. Zij
verzoeken HHM daarop te letten ten gunste van de inkomsten uit de
konvooien en licenten.
HHM horen de RvS hierover.
14
Carleton compareert en proponeert dat zijn
koning vanwege de in
Spanje en
Frankrijk bemerkte
grote voorbereiding besloten
heeft
duizend ruiters te lichten. Hij vertrouwt erop dat HHM ritmeester
Balfour niet afdanken
zonder
hem tevreden te stellen.
Tevens verzoekt Carleton maatregelen
te treffen tegen het uitvoeren van schepen en munitie naar
Frankrijk.
Op beide punten hoeft Carleton geen antwoord te hebben, maar
wel
op zijn d.d. 3 maart ingediende propositie over de samenwerking van
Engelse en Nederlandse schepen.
HHM antwoorden reeds maatregelen te hebben getroffen tegen de genoemde uitvoer. Zijn eerdere propositie wordt maandag aanstaande behandeld.
15
De heren van
Holland stellen voor de
Staten van
Holland
in plaats van de Generaliteit aangaande de
retorsie in de
Meierij van
's-Hertogenbosch maatregelen
te laten nemen
tegen de door de vijand gevolgde procedures tegen
de onderdanen van
Zuid-Holland en
Heusden. Derhalve zou ook de door de RvS op bevel
van HHM aan
Caspar van Eijck
gegeven
commissie tot hoogschout
van
de Meierij vergeven behoren te worden door de Staten van
Holland.
Vervolgens zijn de heren van Holland
bericht dat de retorsie geen werk behoort te zijn van
afzonderlijke provincies maar van de Generaliteit uit welke naam de
oorlog gevoerd wordt. Na nader onderzoek verklaren de heren van Holland de zaak over te laten aan de Generaliteit.
HHM gelasten de schepenen van Heusden daarom op de last van de RvS en aanklachten van de genoemde drost als hoogschout van de Meierij recht en justitie te doen in alle zaken van retorsie tegen ingezetenen van de Meierij totdat de procedures van de vijand tegen die van Zuid-Holland en het Land van Heusden zijn beƫindigd.
16
De heren van
Holland dienen een schriftelijke verklaring in over de op 31 dec.
1627 opgestelde punten aangaande de beveiliging van de zee.
HHM lezen de verklaring en vinden deze op weinig punten afwijken. Een besluit hierover wordt uitgesteld.