1
HHM lezen twee brieven van de
koning van Denemarken d.d. 2 jan. en 24 jan. die credentie geven op de secretaris
van
zijn kamer,
Frederich Gunther. De
klerk
Verburch heeft
Gunther vervolgens uit zijn herberg
gehaald en de
griffier heeft hem
de
vergadering binnnengeleid. Na de
heilwens en de complimenten van zijn koning te hebben overgebracht,
voert
Gunther aan dat
Z.M. hem naar 's-Gravenhage heeft gestuurd om HHM te informeren
over de grote
toevoer die vanuit de Republiek naar
Jutland
plaatsvindt en waartegen
zij
iets moeten ondernemen. Daarnaast klaagt Gunther over twee
kapiteins van oorlog die in
Noorwegen twee Franse
schepen hebben genomen. Voorts heeft hij vernomen dat
Reael op zijn terugreis in
handen van de keizerlijken is
gevallen. Zijn koning heeft hem dan ook gelast enkele punten voor
te leggen die uit de door Reael gevoerde besprekingen zijn
voortgekomen. Gunther verzoekt daartoe commissarissen, opdat hij HHM
met
een
lange propositie niet van hun andere belangrijke zaken afhoudt.
Na dankzegging en complimenten vragen HHM de propositie op schrift zodat zij er een nader besluit op kunnen nemen. Gunther zal deze indienen.1
1
De in het Duits gestelde propositie is geïnsereerd in S.G.
3187.