29 - 03 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Z.Exc. heeft niet goedgekeurd dat de trommel wordt geroerd voor de nieuwe lichting van tienduizend man in de steden waar geen loopplaatsen zijn vastgesteld. De heren van
Holland
staan dit reeds niet toe in hun
provincie.
HHM verzoeken de heren van
Utrecht hun
principalen
te
schrijven dit ook in hun provincie te
verhinderen.
2
De eergisteren aangestelde heren
Eck,
Hertevelt en
Oenama rapporteren over de
aanspraken van de reders van de zeven zoutschepen tegen de
WIC
. Het zou goed zijn de
partijen tot overeenstemming te brengen.
HHM laten
De Bie,
Broechoven en
Haersolte de partijen
indien
mogelijk tot overeenstemming brengen. Als dit niet lukt, dan moeten
zij
dit melden.
3
Pieter van Beeck, koopman en woonachtig in Amsterdam, verzoekt hetgeen is
overgebleven van de op 14 okt.
1627
door HHM verleende akte naar
Frankrijk te mogen
vervoeren.
HHM wijzen dit af.
4
De generaals van de konvooien en licenten compareren. Zij melden op uitnodiging van HHM te zijn gekomen om te verklaren hoe het met de kantoren is gesteld en wat er nog gedaan behoort te worden.
Op hun verzoek verlenen HHM de generaals tijd om hun verklaring op schrift te stellen.
5
D'Espesses compareert en doet een propositie.1
Gisteravond laat heeft D'Espesses een brief van kapitein
Emanuel ontvangen. Deze schrijft dat Engelsen diezelfde dag in
Amsterdam hebben gedreigd de schepen van de
Franse koning in brand te steken.
D'Espesses toont deze brief en de bezorger, die hem heeft gemeld
dat er
slechts vreugde was aangezien alle schepen uit de haven waren
vertrokken zodat de Engelsen er niemand aantroffen. Er zou een
paalwerk
moeten komen rond de genoemde schepen. D'Espesses is dankbaar
wanneer
HHM dit gevaar spoedig en afdoende zouden voorkomen, omdat het
erger zou zijn dan het eerste incident bij
Texel.
Voordat hij daarover had bericht, achtte men zijn vermoeden
onmogelijk.
Eergisteren is de heer
Lopes, de dag daarvoor teruggekomen uit Amsterdam, bij D'Espesses
gekomen. Hij heeft verteld dat de redenen voor de vertraging van
het
paspoort welbekend zijn. D'Espesses moet toegeven nooit enige
voldoening te kunnen halen uit die redenen, zelfs niet uit de
excuses
die
Culembourg op 25
maart heeft gegeven. D'Espesses heeft Lopes een door hem op 20
maart ondertekende
geloofsbrief gegeven. Deze heeft Lopes pas in de avond van 22 maart
aan
president
Harsolt gegeven, omdat
hij
het eerder vanwege de mooie woorden niet nodig had gevonden. Lopes
kent
de gewoonlijke praktijk hier echter niet zo goed als D'Espesses. Op
23
maart heeft hij Lopes gedwongen in de vergadering van de
Staten-Generaal te komen waarin de ambassadeur een
propositie indiende bij Culenbourg. Deze heeft zich
daarover niet beklaagd zoals over zijn eerdere propositie van 13
maart,
want net als de twee andere aanwezige heren zag Culenbourg er wel
het
goede van in. Omdat men Lopes in strijd met de gebruikelijke
beleefdheid blootshoofds liet staan, heeft D'Espesses eerst laten
weten
dat hij van geboorte een Aragoneze edelman doch een goed Fransman
is.
In deze kwaliteit laat Z.M. hem belangrijke diensten doen.
Onmiddellijk
mocht Lopes zijn hoofd bedekken.
D'Espesses is ervan overtuigd dat
Hessen en
Nordwick zich niet
hebben beklaagd over de ruiter
Gilles de
Messa, eveneens uit Aragon. Hij is van onbesproken gedrag
en
heeft D'Espesses geholpen Hessen en Nordwick goed te ontvangen,
zoals
de koning heeft verzocht. D'Espesses zou kunnen spreken van
Portugezen
en Aragonezen, maar denkt duidelijk genoeg te zijn geweest het te
hebben over "Aragonees" in plaats van "Castiliaans", noch Spaans in
het
algemeen.
HHM stellen het
Admiraliteitscollege
en de magistraat van Amsterdam op de hoogte van de Engelse plannen om de Franse schepen
in
brand te steken. Dit opdat zij daarover informatie inwinnen,
er maatregelen tegen nemen en schuldig bevonden personen
bestraffen.
D'Espesses beveelt tevens de uitvoer voor Lopes aan.
Eck en
Nobel berichten over de
partijen die Lopes in
Amsterdam is overeengekomen en dat de verzochte
vier schepen nog niet gereed zijn om uit te varen.
HHM nemen de uitvoer van de schepen nog in overweging. De uitvoer van kabels en masten, waarvan de Republiek zelf niet is voorzien, wijzen zij af. HHM stemmen in met de uitvoer van tweehonderdduizend pond koper, zestigduizend pond tin, driehonderdduizend pond lont, tweehonderdduizend pond lood, 24 ankers en 31 stukken geschut met het wapen van de koning.
6
HHM nemen de door commies
Van der Haer conform de resolutie van 24 maart opgestelde en ingediende
repartitie aan van 35 schepen, vijf jachten en vijf fregatten. Zij
ordonneren deze aan de provincies te sturen alsmede aan de
Admiraliteiten zodat deze hun kapiteins
kunnen
betalen.
7
De
Generaliteitsrekenkamer
adviseert over de eergisteren ingediende rekesten van
Cornelis Mouris Hobbe en
Manuel
Elle. Het
87ste
artikel van de instructie van de Admiraliteiten houdt nadrukkelijk
in
dat de vendumeester voor zijn verkoop 2 groten ontvangt en de
controleur 1 groot van het pond Vlaams zonder traktement. Daarom
heeft de Rekenkamer het traktement van 300 gld. per persoon in de
rekening van de
ontvanger
geroyeerd. Aangezien de Rekenkamer wel constateert dat
de raden hun de traktementen hebben toegestaan vanwege gewichtige
overwegingen, met name vanwege de sobere jaarlijkse verkoop van
geconfisqueerde goederen, meent zij hun jaarlijks een ordinaris
traktement te geven indien zij het recht opgeven op de conform de
instructie aan hen toekomende 3 groten op het pond Vlaams van de
verkoop. Alle verdere punten van de instructie en het reglement op
de
uitoefening van genoemde ambten blijven geldig.
HHM sluiten zich hierbij aan en vragen de
Admiraliteit te Amsterdam
hoeveel de supplianten aan traktement moet worden betaald.