28 - 03 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De
Generaliteitsrekenkamer
schrijft d.d. 27 maart over het op 25 maart ingediende rekest van geweldige provoost
Pieter Aertsen van Braeckel. Hij
adviseert vanwege de in het rekest verhaalde en voorheen onbekende
redenen Van Brackel wel het door de
Admiraliteit
te Amsterdam
toegekende traktement van 150 gld. per
jaar
te verlenen.
HHM sluiten zich daarbij aan.
2
Naar aanleiding van het gisteren gedane verzoek van de
Austraalse Compagnie
levert
Eck de door de
WIC
genomen
resolutie in over de vaart door de
Straat Le
Maire.
De WIC mocht deze vaart een, twee of drie keer doen indien daarvan
een
punt van beschrijving zou worden gemaakt.
HHM laten de kwestie hierbij.
3
Eck,
Broechoven en
Haersolte berichten in bespreking
te zijn geweest met die van de
WIC
zoals gisteren is verzocht. In plaats van de gevraagde
vierduizend
man zijn zij tevreden met twaalfhonderd man voor de uitvoering van
hun
opzet
waarmee Z.Exc. instemt.
De heren van
Holland schorten een advies hierover op.
4
De
Staten van Utrecht
nomineren
Aert van Eck, oud-schepen en raad in de vroedschap van Utrecht, als raad
in de
Admiraliteit te
Rotterdam
.
HHM verlenen hiervoor commissie en Eck legt de vereiste eed af.
5
De
Staten van Groningen
nomineren burgemeester
Rudolph Wicheringe en
Willem Ubbena tot Enum
als raad in de
Admiraliteit te
Dokkum
.
HHM verlenen hiervoor commissie.
6
HHM kennen
Georgius Herbou, Deens edelman, en
Hermannus
Petræus,
verdreven predikant uit Holstein, ieder 15 gld. toe.
7
Harman Craijvanger, gewezen raad op Amboina, verzoekt conform de resolutie van
27 sept. 16261
betaling van de hem voor een jaar toegekende en in sept. 1627
vervallen
300 gld.
HHM laten Craijvanger bewijzen aan zijn deel van de voorwaarden te hebben voldaan en dus in gevangenschap te zijn gebleven.
8
Het verzoek van luitenant-kolonel
Halcket, commandant van Ravenstein, vrij zijn goederen naar
Ravenstein te mogen laten brengen is afgewezen.
9
De heren van
Friesland presenteren een brief van de
Staten van
Friesland
. Zij verzoeken deze alleen te openen en te
lezen
in aanwezigheid van Z.Exc. en de
RvS
aangezien de Staten dit van
hen
verlangen. Omdat Z.Exc. tegenwoordig op zijn kamer blijft en er
niet uit gaat, besluiten de andere provincies de brief te openen.
Als
zij dit
nodig
achten kunnen zij de brief vervolgens aan Z.Exc. en de RvS ter hand
te
stellen.
HHM lezen de brief. De Staten van Friesland hebben vernomen dat enkele onruststokers hen verdacht proberen te maken bij HHM door te beweren dat zij de besluiten van de Nationale Synode van
Dordrecht niet hebben onderschreven. De Staten sturen HHM daarom een
uittreksel van hun resolutie daarover van 3 juli
1619
waarmee zij hun goedkeuring hebben verleend aan alles wat in de
Synode
is besloten inzake de leer (de kerkorde vonden zij toentertijd niet
uitvoerbaar). Verder hebben de Staten ter vrijpleiting van de
genoemde laster naar aanleiding van de resolutie
hun
afgevaardigden in de Staten-Generaal en de RvS gelast onder
alle omstandigheden de gereformeerde
leer -
zoals deze op de Synode is uitgelegd - te helpen bewerkstelligen en
onveranderd te handhaven, en de
kerken vrij van onenigheid te houden en op te treden tegen wat
daartegen wordt ondernomen.
HHM verklaren dat de genoemde laster nooit in hun vergadering is voorgekomen. Niettemin danken zij de Staten van Friesland voor de voortzetting van hun goede ijver en de resolutie tot handhaving van de ware leer en de rust van kerk en het gemene vaderland. Zij verzoeken hun zich hieraan te blijven houden en geven de brief aan Z.Exc. en de RvS.
10
HHM verbieden bij plakkaat het ontvangen en uitgeven van Poolse penningen, Danzigse penningen en de oorden van rijksdaalders.
2
11
De binnengekomen kapitein
Fouilloux verdedigt zich met een remonstrantie tegen hetgeen de
ambassadeur van Frankrijk in zijn
memoriaal van 13 maart over hem beweert.
HHM antwoorden tevreden te zijn over Fouilloux en zijn dienst.
12
Twee afgevaardigden van de
Admiraliteit te Rotterdam
compareren. Zij melden dat de matrozen van kapitein
Cox weigeren op zee te gaan met de opdracht om de
vijand overboord te zetten. Daarom vragen de afgevaardigden of HHM
de
maatregel
kunnen
verzachten.
HHM menen dat dat de zee daardoor open zou komen te liggen. Toch laten zij
Nobel,
Hertevelt,
Walta en
Schaffer het voorstel bespreken met
Z.Exc.
13
Twee afgevaardigden van de
Admiraliteit te Rotterdam
melden de schepen niet op zee te kunnen krijgen tenzij zij de subsidie van 322.000 gld. tevens gebruiken voor de aankoop van scheepsbenodigdheden en andere niet in de hiervoor ingediende memorie inbegrepen goederen.
HHM resumeren de resolutie van 25 maart hierover.
14
Twee afgevaardigden van de
Admiraliteit te Rotterdam
melden dat grote hoeveelheden stenen en pannen naar
Zandvliet worden vervoerd. Zij vragen of deze uitvoer
niet net zoals hout verboden moet worden.
HHM bepalen dat er geen stenen, kalk en pannen door de
Kil mogen worden vervoerd zonder speciale akte van de Colleges en
waarborgen. Dit opdat de Colleges weten waarheen de goederen gaan
en zij de paspoorten
kunnen zuiveren.