18 - 04 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: | |
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Willem Willemsen van Opheusden vraagt om terugbetaling van de 800 gld. die hij tijdens
de belegering van
Breda aan het land heeft
verstrekt.
HHM geven het rekest aan de RvS. De Raad moet erover besluiten en zorgen dat de nalatige provincies hun bijdragen betalen.
2
In een langs de kust van
Vlaanderen d.d.
11 april geschreven brief meldt kapitein
Allert Thomassen dat de vijand op 9 april met
tien à twaalf schepen op zee
is
gekomen. Thomassen bevindt zich langs de kust met acht schepen die
over
acht dagen moeten binnenlopen om proviand in te nemen.
HHM bespreken deze brief met de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteiten.
3
Een op
Texel geschreven brief van vice-admiraal
Quast behoeft geen resolutie.
4
Over het verzoek van
Lodewich van Renes om van
Utrecht naar het platteland onder
contributie te verhuizen, vragen HHM advies aan de
Staten van Utrecht
.
5
Hendrick van Beeck en
Bernart Braem, kooplieden
uit Wezel, verzoeken teruggave van hun door inwoners van
Groenlo afgenomen negen wagens met
wijn.
HHM laten de RvS hierover besluiten.
6
Jan Isbrants Gronestein, cipier van de Voorpoort, verzoekt een extraordinaris
vergoeding voor de bewaring van personen van de Admiraliteit.
HHM vragen hierover advies aan de
fiscaal.
7
De heren van
Holland berichten dat de
Gecommitteerde
Raden
van hun provincie de liquidatie van de rente
over
het voorschot aan de Franse troepen willen afhandelen. Zij
verzoeken
daartoe opdracht te geven aan commissarissen uit de
Staten-Generaal.
HHM gelasten de
Rekenkamer
de zaak met de heren van Holland af te handelen.
8
Dr.
Pijnacker verzoekt afhandeling van zijn declaratie.
HHM laten
Eck,
Nobel,
Vosbergen,
Ploos,
Walta,
Aelberts en
Broersema hem verzoeken nader en
duidelijker te
antwoorden dan hij op 11 april heeft gedaan.
Anders
wordt zijn declaratie niet afgehandeld.
9
Anneken Jansdr., weduwe van grofsmid Barent Janssen, verzoekt spoedige
betaling uit de 322.000 gld. subsidie die de
Admiraliteit
van Rotterdam
is toegewezen.
HHM stellen een besluit hierover uit.
10
HHM geven
Grietge Pieters, wier man in
Duinkerke gevangenzit,
uit medelijden
eenmalig 6 gld.
11
Jan Kerckerinck verzoekt ordonnantie van 3.200 gld. voor gerechtskosten, die
eerder zijn onderzocht en afgewezen.
HHM wijzen het verzoek nogmaals af.
12
Culemborch en de andere daartoe op 14 april aangestelde heren berichten
over de op 12 april ingediende
punten
van de
ambassadeur van Frankrijk
en de
op 13 april ontvangen brief van de gezanten in
Frankrijk die zij met Z.Exc. hebben besproken.
Z.Exc.
meent dat men de onderhandelingen niet weer hierheen moet voeren.
Op de
drie punten van de ambassadeur kan men antwoorden dat HHM hun
ambassadeurs hebben gelast deze zaak te regelen. Daarbij zouden zij
de zaak moeten laten.
Inzake de brief van de ambassadeurs meent Z.Exc. aangaande het eerste punt - over het verdrag van
Compiègne - dat het nu andere tijden zijn dan toen dit is gesloten. Men
hoeft dus niet meer te handelen conform dit verdrag. Als zij echter
niet langer kunnen staande houden om eerst over vrede te spreken
dan
mogen
de ambassadeurs een bondgenootschap sluiten, mits zij zich daarbij
houden aan
hun
instructie. Indien de Fransen de onderhandelingen zouden willen
afbreken, dan moeten de ambassadeurs daarover eerst berichten aan
HHM.
Om tijd te winnen moeten zij de artikelen van het bondgenootschap
niet
in één keer maar puntsgewijs behandelen.
Aangaande het tweede punt - dat
Languerack beweert volgens zijn last te hebben gehandeld en
bewijsmateriaal voor zijn verdediging zegt te hebben -
kunnen HHM hem
vragen dit te bewijzen aan hun extraordinaris ambassadeurs.
Voortaan
dient hij dergelijke voorstellen niet meer te doen en de
extraordinaris ambassadeurs
in alles te gehoorzamen.
HHM schorten een besluit hierover op.
13
Gisteren zijn HHM uitgenodigd voor de begrafenis van thesaurier-generaal
De Bie waarnaar zij 's middags in rouw zullen vertrekken.