18/04/1628, 12

 
English | Nederlands

18/04/1628, 12

12 Culemborch en de andere daartoe op 14 april aangestelde heren berichten over de op 12 april ingediende punten van de ambassadeur van Frankrijk en de op 13 april ontvangen brief van de gezanten in Frankrijk die zij met Z.Exc. hebben besproken. Z.Exc. meent dat men de onderhandelingen niet weer hierheen moet voeren. Op de drie punten van de ambassadeur kan men antwoorden dat HHM hun ambassadeurs hebben gelast deze zaak te regelen. Daarbij zouden zij de zaak moeten laten.
Inzake de brief van de ambassadeurs meent Z.Exc. aangaande het eerste punt - over het verdrag van Compiègne - dat het nu andere tijden zijn dan toen dit is gesloten. Men hoeft dus niet meer te handelen conform dit verdrag. Als zij echter niet langer kunnen staande houden om eerst over vrede te spreken dan mogen de ambassadeurs een bondgenootschap sluiten, mits zij zich daarbij houden aan hun instructie. Indien de Fransen de onderhandelingen zouden willen afbreken, dan moeten de ambassadeurs daarover eerst berichten aan HHM. Om tijd te winnen moeten zij de artikelen van het bondgenootschap niet in één keer maar puntsgewijs behandelen.
Aangaande het tweede punt - dat Languerack beweert volgens zijn last te hebben gehandeld en bewijsmateriaal voor zijn verdediging zegt te hebben - kunnen HHM hem vragen dit te bewijzen aan hun extraordinaris ambassadeurs. Voortaan dient hij dergelijke voorstellen niet meer te doen en de extraordinaris ambassadeurs in alles te gehoorzamen.
HHM schorten een besluit hierover op.