03 - 07 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Glaude de Groot is door de klagende participanten van de
VOC
aangesteld het herstel van
de
zaken
van de Compagnie te behartigen. De Groot verzoekt HHM te schrijven
aan
de
Bewindhebbers van de Vergadering van de
Zeventien
te Amsterdam
om enkele afgevaardigden zijn declaratie
te
laten onderzoeken en taxeren. Het betreft de periode waarin hij in
opdracht
van
de participanten aan het herstel heeft gewerkt.
HHM kunnen niet op het verzoek ingaan voordat de 21-jarige rekening van de VOC is gesloten.
2
Ambassadeur
Joachimi verzoekt d.d. Londen 13 juni een regeling te treffen
aangaande het einde van de drie
jaar van zijn commissie.
HHM stellen een besluit hierover uit.
3
Douglas verzoekt enkele trouwe arbeiders te krijgen die hem tegen
betaling van een redelijk loon helpen bij het maken van zijn
uitvindingen.
HHM sturen het rekest door aan de in
Rotterdam verblijvende
Nobel. Zij
vragen hem in overleg met de Rotterdamse magistraat de suppliant
conform zijn verzoek te voorzien van enkele trouwe arbeiders.
4
HHM resumeren hun op 1 juli genomen besluit inzake de op 28 juni ontvangen brieven van hun gezanten in
Frankrijk.
Eck,
Bas,
Duijck en
Ploos moeten de hoofdzaken uit de brieven
halen. Vervolgens zullen zij er in aanwezigheid van Z.Exc. en
Ernst Casimir over besluiten.
5
Raadpensionaris
Duyck bericht dat burgemeester
Bicker in Amsterdam brieven uit
Danzig
[Gdansk] heeft ontvangen. Hierin
wordt gemeld dat de
koning van Polen nog steeds
bezwaar
maakt tegen de uitvoer van salpeter naar de Republiek. Bicker
vraagt of HHM op de aanstaande rijksdag van
Polen
schriftelijk nogmaals kunnen aandringen op de genoemde uitvoer.
HHM laten de zaak hierbij.
6
Een brief van de gezanten in
Engeland d.d. Londen 16 juni behoeft geen resolutie.
7
In een brief d.d. Nyhammar 1 mei verzoekt de
koning van Zweden de vanwege schulden op de Voorpoort in
's-
Gravenhage
gevangenzittende
Paridonis van
Horn
vrij te laten en diens crediteuren niet toe te staan hun schuld in
Zweden op te eisen.
HHM geven de brief aan de
president en de raadsheren van het
Hof van
Holland
om deze te onderzoeken en erover te
berichten.
8
De RvS adviseert d.d. 1 juli over het op 30 juni ingediende rekest van
Diderich van Alewijn. De Raad begrijpt dat de suppliant in dienst van het leger
aan 3 gld. per dag niet genoeg heeft. Het daggeld is echter niet
hoger vastgesteld omdat HHM de suppliant bij het instellen van het
ambt
een hoog traktement van 1.800 gld. per jaar hebben toegekend. Dit
is
meer dan andere legerofficieren krijgen, behalve de generaal van de
artillerie. De RvS meent dat hierom en vanwege de gevolgen het
daggeld
niet moet worden verhoogd.
HHM nemen dit advies over.
9
Agent
Mibaisse schrijft d.d. Calais 23 juni dat de gouverneurs en die van
de admiraliteit in
Frankrijk waarschijnlijk
schepen uit
Duinkerke zullen toestaan de op
Nederlandse inwoners veroverde buit in Franse havens te
verkopen.
Ook veroveren de Fransen op
Engeland
handeldrijvende
Nederlandse schepen, welke zij in Frankrijk als buit
verkopen.
HHM geven de brief aan de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges. Zij moeten deze met admiraal
Dorp onderzoeken en erover berichten.
10
HHM vragen admiraal
Dorp in de vergadering waarom hij aan land is gekomen. Hij
antwoordt een nader besluit nodig te hebben over het
opnieuw
inslaan van levensmiddelen voor de langs de kust van
Vlaanderen gelegen schepen. Over zes weken zijn
deze
immers door hun proviand heen. Volgens Dorp is het ongunstig de
schepen conform eerder bevel in
Vlissingen of
andere
havens in
Holland of
Zeeland te
laten aanleggen. Hij vreest dat de matrozen dan zouden kunnen
deserteren. Bovendien kan de vijand binnen twee à drie weken een
aanzienlijk aantal schepen in
Oostende en
Duinkerke hebben liggen en zouden er dus geen
schepen
van de kust van Vlaanderen moeten worden weggehaald.
Tevens vraagt Dorp hoe hij zich moet opstellen tegenover de door de heer
De Can op zee gebrachte schepen. Deze beroven Nederlandse schepen
onder het voorwendsel Duinkerkers te zijn, waarbij zij hun Franse
vlaggen vervangen door Bourgondische.
Dorp verzoekt verder bemanning aan te nemen voor de in
Wieringen uitgeruste schepen, die in het
Scheurtje
[Kanaal van Mardijck] tot
zinken
worden gebracht. De oorlogsschepen hebben immers weinig manschappen
en
kunnen geen matrozen missen.
HHM laten al deze punten door de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges met admiraal Dorp bespreken en hun erover adviseren. De lichting van het scheepsvolk voor de zinkschepen zal de
president echter met Z.Exc. bespreken.
11
HHM ontvangen brieven van de gezanten in
Engeland d.d. Londen 21/11 juni en 13/23 juni. De
hertog van Buckingham heeft hun op
6/16 juni in
het bijzijn van
Carlaton verteld
dat
de
koning naar aanleiding van
Carlatons
bericht de drie in
Portsmouth in beslag genomen
Oost-Indiëvaarders zal vrijlaten. Dan moeten HHM wel eerst de door
hen
toegezegde belofte inlossen. Door medewerking van de gezanten of in
aanwezigheid van enkele volledig gemachtigde afgevaardigden van
de
VOC
dienen de gerezen
conflicten tussen de
VOC en de
Engelse Oost-Indische Compagnie te worden besproken. Daarnaast
moeten HHM beloven goed en spoedig recht te doen in de zaak
Amboina
[Ambon]. Enkele dagen later heeft
Carlaton afzonderlijk tegen de gezanten gezegd dat het vonnis tegen
de voormalige
rechters
van Amboina niet wordt bespoedigd maar korte tijd wordt uitgesteld
om de vrijlating van de
Oost-Indiëvaarders niet te vertragen. Hij had in
Holland gehoord dat men de rechters gratie wilde
verlenen. Zijn koning wil liever rechtvaardigheid dan een
onvoorwaardelijke lijf- of doodstraf. Hij verzoekt er acht op te
slaan dat enkele personen, die niet tegelijk met generaal
Coen waren aangekomen, naar
Oost-Indië zijn gestuurd met de opdracht vanwege
de genoemde inbeslagname gewelddadig tegen de Engelsen op
te
treden.
HHM laten enkele afgevaardigden in Engeland onderhandelen over de geschillen tussen de beide Compagnieën of instrueren en machtigen de aanwezige ambassadeurs daartoe. Tevens schrijven zij de in
Amsterdam bijeengekomen Heren Zeventien enkele afgevaardigden naar
Engeland te sturen om zich te verdedigen en de geschillen bij te
leggen. Deze zullen op aangeven van HHM moeten vertrekken.
Daarnaast
verzoeken
HHM de Heren Zeventien te regelen dat men in Oost-Indië een
goede
verstandhouding met de Engelsen blijft houden en hen niet
kwaadwillig
tegemoet treedt. Tevens zullen zij een spoedige rechtsgang in de
zaak
Amboina laten voeren. De uitvoering wordt echter vertraagd
totdat
de drie Oost-Indiëvaarders zijn vrijgelaten.
Verder verzoeken de gezanten gelast te worden om de door HHM op belofte van ambassadeur Carlaton aan Z.M. voorgeschoten 650.000 pond met rente terug te eisen. Ook willen zij de aan de nieuwe Engelse regimenten voorgeschoten 181.000 pond terugvragen.
Burlomachi heeft deze schuld overgenomen en had deze voor 1628 moeten
terugbetalen.
HHM gelasten de gezanten beide bedragen in te vorderen. Zij zullen hun de daartoe benodigde documenten opsturen.
12
Op verzoek van
Tonis Bastiaensz. laten HHM ordonnantie voor hem depêcheren van 200 gld.
omdat hij met een pink vanuit
Scheveningen een
pakket
brieven naar de gezanten in
Engeland heeft
vervoerd.
Op verzoek van
Euwout Rochusz. laten HHM ordonnantie voor hem depêcheren van 190 gld.
Rochus vertrok met een pink vanuit Scheveningen om een pakket
brieven van HHM naar hun gezanten in Engeland te brengen, maar zijn
schip is op zee veroverd. Hij verklaart de brieven vervolgens
overboord
te hebben gegooid.